Ontvanger hoeft zich niet te houden aan voorrangsregels bij een aansprakelijkstelling

Ontvanger hoeft zich niet te houden aan voorrangsregels bij een aansprakelijkstelling

Regelmatig voeren wij procedures tegen de Ontvanger van de Belastingdienst in het kader van aansprakelijkstellingen voor onbetaalde loon- en/of omzetbelastingschulden. In veel van die procedures blijkt dat de Ontvanger nauwelijks een dossier heeft of de aansprakelijkstelling onzorgvuldig heeft voorbereid.

Op 16 januari 2019 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West Brabant gepubliceerd waarin het onder meer ging over de vraag of de Ontvanger eerst de bestuurders van de belastingschuldige moet aanspreken of dat hij ook meteen de inleners aansprakelijk kan stellen krachtens de inlenersaansprakelijkheid van artikel 34 Invorderingswet 1990 (‘IW’).

In deze zaak, die trouwens niet door ons is gevoerd, ging het om een bedrijf dat zich bezighoudt met de professionele verwijdering van asbest en dat personeel heeft ingeleend van een uitzendbureau. Het uitzendbureau bleek te weinig loonheffingen te hebben afgedragen waarvoor de ander aansprakelijk werd gesteld op basis van inlenersaansprakelijkheid. Op het verweer dat eerst de bestuurders van het uitzendbureau aansprakelijk moeten worden gesteld, stelt de rechtbank dat de wet geen voorrangsregels bevat voor de diverse aansprakelijkheden. De rechtbank merkt verder op dat artikel 34 IW een risicoaansprakelijkheid voor de inlener bevat. Dat is een aansprakelijkheid van rechtswege.

Kortom, de Ontvanger is dus niet verplicht om te wachten met het aansprakelijk stellen van de inlener totdat de mogelijkheden van bestuurdersaansprakelijkheid zijn uitgeput.

Mocht u geconfronteerd worden met een aansprakelijkstelling of dreigt de Ontvanger met dat voornemen, laat ons dat weten. Graag bekijken wij met u wat de kansen zijn om deze aansprakelijkstelling te vernietigen of verminderen.

Publicatiedatum: 20 januari 2019


Deel dit nieuwsbericht