A-G HvJ: gemeente die leerlingenvervoer organiseert handelt niet als btw-ondernemer

A-G HvJ: gemeente die leerlingenvervoer organiseert handelt niet als btw-ondernemer

Op 23 december 2015 heeft A-G Kokott van het Hof van Justitie een conclusie genomen, waaruit volgt dat een gemeente niet handelt als btw-ondernemer voor leerlingenvervoer tegen een bijdrage van 3% van de kosten van dat vervoer.

Belang voor de praktijk
Als het Hof van Justitie de conclusie van de A-G volgt, hebben gemeenten geen recht op aftrek van voorbelasting die zij hebben betaald voor de prestaties van de vervoersondernemingen voor de uitvoering van leerlingenvervoer. De inkoop-btw is ook niet compensabel via het btw-compensatiefonds en is daarmee een kostenpost. Verder rijst de vraag of de uitkomst in deze zaak ook gevolgen gaat hebben voor andere structureel verliesgevende activiteiten van gemeenten zoals gehandicaptenvervoer en de verkoop van schoolgebouwen.   

Feiten
Gemeente Borsele organiseerde tijdens het schooljaar 2008/2009 het vervoer van bepaalde in de gemeente woonachtige leerlingen naar haar scholen. Daartoe gaf zij opdrachten aan verschillende vervoersondernemingen, die de gemeente dit vervoer met btw in rekening brachten. Het totale bedrag dat door de vervoersondernemingen in rekening is gebracht is € 458.231. Van de ouders van de leerlingen, die het schoolvervoer bij de gemeente moesten aanvragen, inde de gemeente bijdragen. Het bedrag ervan werd bij afstanden tussen 6 en 20 kilometer bepaald door de kosten van het openbaar vervoer over een afstand van 6 kilometer. Bij afstanden van meer dan 20 kilometer werd daarnaast rekening gehouden met het inkomen van de ouders. Alles bij elkaar betaalde slechts een derde van de ouders bijdragen. In totaal werd een bedrag van € 13.958 aan bijdragen ontvangen.

Conclusie A-G
Volgens de A-G handelt een gemeente die schoolvervoer organiseert door een beroep te doen op externe vervoersondernemingen en die van de ouders van de leerlingen bijdragen ontvangt die slechts 3% van de kosten bedragen, niet als btw-ondernemer. De verwijzende rechter zal nog moeten onderzoeken in hoeverre er in casu bij individuele vervoersprestaties van de gemeente een concurrentieverstoring ten nadele van particuliere aanbieders van vervoersprestaties kan ontstaan, doordat over de vervoersprestaties van de gemeente geen btw wordt geheven. Daarbij moet ook steeds worden gelet op de gevolgen van de aftrek van voorbelasting.
Als de verwijzende rechter evenwel zou vaststellen dat de concurrentie door een niet-onbeduidend aantal individuele vervoersprestaties wordt verstoord doordat geen btw wordt geheven over het gemeentelijk schoolvervoer, handelt de gemeente in zoverre als btw-ondernemer.  

Publicatiedatum: 15 januari 2016


Deel dit nieuwsbericht