A-G: Tegen vergoeding moeiende houdster heeft volledig recht op aftrek van btw!

A-G: Tegen vergoeding moeiende houdster heeft volledig recht op aftrek van btw!


Op 26 maart 2015 heeft een Europese advocaat-generaal (hierna: a-g) geconcludeerd dat de aftrek van btw op kosten in verband met de verwerving van personenvennootschappen door tegen vergoeding moeiende houdsters niet is beperkt. Een tegen vergoeding moeiende houdster is een vennootschap die (in)direct aandelen houdt in een andere vennootschap en daarbij andere activiteiten, zoals administratieve of financiële activiteiten verricht. Daarnaast heeft de a-g zich uitgelaten over de fiscale eenheid.

Feiten

De a-g heeft conclusie genomen in twee zaken. In de eerste zaak verricht Larentia + Minerva als bestuursholding voor twee dochterondernemingen tegen vergoeding administratieve en commerciële diensten. Larentia + Minerva heeft de aan haar in rekening gebrachte btw, in verband met de verwerving van de dochterondernemingen en in verband met de administratieve diensten en adviesverlening aan de dochterondernemingen, in aftrek gebracht.

De Duitse belastingdienst heeft de aftrek slechts voor 22% toegestaan, omdat zij van mening is dat Larentia + Minerva ook niet-economische activiteiten verricht, namelijk het bezit van aandelen in de dochterondernemingen, en hiervoor geen recht op aftrek van btw bestaat.

In de tweede zaak heeft Marenave aandelen verworven van vier personenvennootschappen en heeft tegen betaling meegewerkt aan het commerciële beheer van deze vennootschappen. De in verband met de beheersactiviteit in rekening gebrachte btw heeft zij volledig in aftrek gebracht.

De Duitse belastingdienst heeft de aftrek van btw geweigerd omdat Marenave zich niet daadwerkelijk in het beheer van de dochterondernemingen zou hebben gemengd.

A-g

Btw-aftrek

De a-g is van mening dat een holdingvennootschap die zich (in)direct moeit in het beheer van haar dochtervennootschappen volledig recht heeft op aftrek van btw. Er is dus geen reden om voor de mate van aftrek een onderscheid te maken tussen economische en niet-economische activiteiten. Als de holdingvennootschap zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde handelingen verricht, bestaat recht op aftrek conform de pro rata.

Fiscale eenheid

Naar de mening van de a-g is het in strijd met het Europese btw-recht dat lidstaten bepalen dat alleen rechtspersonen deel kunnen uitmaken van een fiscale eenheid, tenzij deze voorwaarde uit hoofde van voorkoming van misbruik of bestrijding van belastingfraude of -ontwijking is gerechtvaardigd met eerbiediging van het Unierecht en in het bijzonder het fiscale neutraliteitsbeginsel (het gelijkheidsbeginsel voor de btw). Het is toegestaan dat lidstaten bepalen dat voor het onderkennen van een fiscale eenheid tussen de leden van de fiscale eenheid een hiërarchische verhouding bestaat, mits deze voorwaarde noodzakelijk en evenredig is om de doelstellingen van voorkoming van misbruik en bestrijding van belastingfraude en –ontwijking na te streven met eerbiediging van het Unierecht en in het bijzonder het fiscale neutraliteitsbeginsel.

Een belastingplichtige kan zich volgens de a-g niet rechtstreeks op de Europese bepaling inzake de fiscale eenheid beroepen. Het is evenwel aan de Duitse rechter om de nationale wettelijke regeling zoveel mogelijk in overeenstemming met de Europese btw-wetgeving uit te leggen.

Slot

De visie van de a-g met betrekking tot de aftrek van voorbelasting is in overeenstemming met de visie van de staatssecretaris van Financiën in de holdingresolutie.

Het is afwachten of het Hof van Justitie de visie van de a-g volgt op het punt dat een rechtstreeks beroep op de Europese bepaling inzake de fiscale eenheid niet mogelijk is. Voor de Nederlandse praktijk is dit van belang, omdat de Nederlandse regeling van de fiscale eenheid niet in overeenstemming is met de Europese regeling. Zo kan een niet-belastingplichtige op basis van de Nederlandse regeling geen deel uitmaken van een fiscale eenheid, terwijl dat op basis van de Europese regeling in beginsel wel mogelijk is. Volgens de a-g kan een niet-belastingplichtige dus geen rechtstreeks beroep doen op de Europese bepaling. En wat als wordt gehandeld als belastingplichtige en als niet-belastingplichtige? Is een rechtstreeks beroep op Europese bepaling dan wel mogelijk?

Holdingvennootschappen die zich moeien in andere vennootschappen kunnen op basis van de holdingresolutie overigens wel deel uitmaken van een fiscale eenheid en op die manier de aan hen in rekening gebrachte btw in aftrek brengen, mits de fiscale eenheid belaste prestaties verricht.

Publicatiedatum: 30 maart 2015


Deel dit nieuwsbericht