A-G vordert cassatie in belang der wet ter zake uitspraak verplichte eHerkenning
In een eerder nieuwsbericht hebben wij aandacht besteed aan
de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 februari 2022 over eHerkenning.
De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis is om een
inhoudingsplichtige te verplichten zijn loonaangiften met eHerkenning bij de
Belastingdienst in te dienen.
Staatssecretaris Van Rij van Fiscaliteit en Belastingdienst
stelde in reactie op Kamervragen echter dat er wel degelijk een wettelijke
basis bestaat. Zie hierover ook ons nieuwsbericht van 22 maart 2022. Omdat de
staatssecretaris het met de rechtbank eens was dat de belanghebbende over het
in geschil zijnde tijdvak geen loonheffing verschuldigd was, stelde hij geen
hoger beroep in.
A-G Niessen heeft naar aanleiding van de uitspraak van de
rechtbank echter wel cassatie in belang der wet gevorderd. De A-G meent dat de
verplichting om aangifte te doen door middel van e-Herkenning een wettelijke
basis heeft in artikel 2:15, lid 1, Awb en artikel 3a, lid 2 AWR. Deze
artikelen bieden volgens de A-G niet alleen de mogelijkheid voor de minister om
nadere eisen te stellen aan de inhoud, maar ook aan de wijze waarop een bericht
via de elektronische weg wordt gestuurd aan een bestuursorgaan. De minister
heeft volgens de A-G van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door in de Regeling elektronisch
berichtenverkeer Belastingdienst verplicht te stellen dat gebruik wordt gemaakt
van authenticatiemiddelen die voldoen aan Europese regelgeving met betrekking
tot de toegangsbeveiliging van (overheids)informatiesystemen die
persoonsgegevens verwerken. De A-G is van mening dat de minister hiermee niet
buiten zijn bevoegdheid is getreden.
De A-G vordert dan ook een vernietiging van de uitspraak van
de rechtbank zonder dat het te wijzen arrest nadeel toebrengt aan de rechten
die door partijen zijn verkregen. Deze conclusie en vordering is op 13 juni 2022 gepubliceerd.
Publicatiedatum: 25 juni 2022
Deel dit nieuwsbericht