Aandelenbezit van 50% en feitelijke overheersende zeggenschap niet voldoende voor fiscale eenheid
Op 28 mei 2021 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: rechtbank) gepubliceerd
waarin de vraag aan de orde was of het tegen vergoeding uitlenen van personeel
aan gelieerde bv’s een economische activiteit is en zo ja, of sprake is van een
fiscale eenheid.
Feiten
In het jaar 2013
bestaan de activiteiten van X B.V. (hierna: X) uit het inzetten van personeel
in de thuiszorginstelling bv 1 en bij bv 2. In dat jaar waren er minimaal 14
personen in dienst bij X.
Op 1 januari 2010
hebben X, bv 1, bv 2 en bv 3 een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarbij de
kosten van personeel en overhead ondergebracht bij X of bv 3 met een opslag
wordt omgeslagen aan bv 1 en/of bv 2. Iedere partij is hoofdelijk aansprakelijk
voor alle lasten. Verder is iedere partij rechtstreeks betrokken bij de
bepaling van de kosten. De aandelen in X zijn in handen van twee
aandeelhouders, ieder voor 50%. Eén van de aandeelhouders van X is enig
aandeelhouder van bv 1, bv 2 en bv 3. Over de doorberekende kosten heeft X geen
btw in rekening gebracht.
In geschil is of X kwalificeert als btw-ondernemer en of X en de andere bv’s een fiscale eenheid vormen voor de btw.
Oordeel rechtbank
Naar het oordeel van
de rechtbank worden ook prestaties tussen gelieerde rechtspersonen in beginsel in
het economisch verkeer verricht. Dit is slechts anders indien er sprake is van
een fiscale eenheid. De omstandigheid dat X slechts werkzaamheden verricht ten
behoeve van gelieerde bv’s betekent nog niet dat er geen sprake is van
economische activiteiten.
Btw-ondernemer
Volgens de rechtbank kwalificeert
X als btw-ondernemer. De activiteiten, bestaande uit het uitlenen van
personeel, zijn erop gericht om duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. De
rechtbank acht daarbij van belang, dat:
-
in 2013 er zeker
14 personen bij X in dienst waren;
-
er voor het
inzetten van personeel door bv 1 en bv 2 een vergoeding werd betaald;
-
X met haar
activiteiten in 2013 een aanzienlijke omzet heeft behaald.
Verder is de rechtbank
van oordeel dat uit de door X gesloten samenwerkingsovereenkomst blijkt dat de
activiteiten plaatsvinden onder bezwarende titel.
Geen fiscale eenheid
De rechtbank oordeelt dat
er geen sprake is van een fiscale eenheid tussen X en bv 1, bv 2 en bv 3. Doordat
de aandeelhouder slechts 50% van de aandelen in X bezit, ontbreekt de vereiste
financiële verwevenheid. De door X aangevoerde omstandigheden over de materiële
zeggenschap kunnen niet tot een verdergaande mate van financiële verwevenheid
leiden, omdat zij de omvang van het aandelenbezit en de zeggenschap daarover op
geen enkele manier raken.
Publicatiedatum: 15 juni 2021
Deel dit nieuwsbericht