Alsnog overgangsregeling voor de transitievergoeding

Alsnog overgangsregeling voor de transitievergoeding

Op grond van de regeling voor de transitievergoeding in de Wet werk en zekerheid (Wwz) geldt dat een werknemer bij ontslag, waaronder tevens wordt verstaan het niet voortzetten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, recht heeft op een vergoeding als het dienstverband ten minste 24 maanden heeft bestaan. Voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding tellen arbeidsovereenkomsten die elkaar met een tussenpoos van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd mee. Anders dan bij de zogenoemde ketenbepaling tellen de perioden gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten niet mee voor het bepalen van de periode van twee jaar. Dat betekent dat als een werknemer in drie jaar tijd telkens zeven maanden per jaar heeft gewerkt (21 maanden) er bij ontslag geen recht op een transitievergoeding bestaat. De regeling van de transitievergoeding heeft onmiddellijke werking. Dat wil zeggen, zij geldt in beginsel voor iedere werknemer die op of na 1 juli 2015 wordt ontslagen. Ook geldt voor iedere werknemer dat de periode gelegen vóór 1 juli 2015 meetelt voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding.

 

Er is geen onderscheid gemaakt tussen vaste en flexibele werknemers. Dus ook voor werknemers van wie de tijdelijke arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 afloopt (en niet wordt verlengd) geldt dat zij recht hebben op een transitievergoeding als aan de voorwaarden hiervoor wordt voldaan. Ook is er geen onderscheid gemaakt tussen vaste werknemers die van het begin af aan op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam zijn bij een werkgever en zij die daaraan voorafgaand op één of meer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd werkzaam zijn geweest. Voor de regeling van de transitievergoeding is niet voorzien in overgangsrecht. Als het aan minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ligt, gaat dit veranderen.

 

Op 24 februari 2015 heeft hij een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies. In het wijzigingsvoorstel wordt onder meer een overgangsregeling voorgesteld om te voorkomen dat tijdelijke werknemers, zoals seizoenswerkers in de horeca, recreatie en tuinbouwsector niet opnieuw worden ingehuurd, omdat zij anders recht op een transitievergoeding zouden krijgen.

 

Door de overgangsregeling telt straks alleen nog het arbeidsverleden van tijdelijke krachten vanaf 1 juli 2012 – met een onderbreking korter dan zes maanden – mee voor de transitievergoeding. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten van voor 1 juli 2012 tellen alleen mee met een onderbreking van ten hoogste drie maanden.

 

Verder wordt geregeld dat de transitievergoeding niet direct betaald hoeft te worden als de werkgever de werknemer de garantie biedt dat hij of zij binnen zes maanden weer aan de slag kan. Hiermee wordt voorkomen dat een werkgever na 1 juli 2015 meteen na afloop van een tijdelijk contract een transitievergoeding verschuldigd zal zijn.

 

Als een tijdelijke werknemer binnen maximaal zes maanden na het aflopen van zijn tijdelijk contract een vast contract krijgt dat ingaat op of na 1 juli 2015, telt ook de periode tussen 1 juli 2012 en 1 juli 2015 alleen mee als tijdelijke arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met een periode van maximaal drie maanden. In ruil daarvoor krijgt de werknemer dan de zekerheid van een vast contract.

Publicatiedatum: 02 maart 2015


Deel dit nieuwsbericht