Alsnog recht op onregelmatigheidstoeslag gedurende vakantie?

Alsnog recht op onregelmatigheidstoeslag gedurende vakantie?

Op 17 juni 2015 is een uitspraak van de kantonrechter van Rechtbank Den Haag gepubliceerd inzake het recht op uitbetaling van het onregelmatigheidstoeslag (ORT) gedurende vakantie. Deze uitspraak volgt op het arrest d.d. 15 september 2011 van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak C-155/10 (Williams e.a. tegen British Airways plc). In dit arrest werd geconcludeerd dat een lijnpiloot tijdens zijn jaarlijkse vakantie niet alleen recht heeft op behoud van zijn basissalaris maar ook op alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die hem in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij in het kader van zijn globale beloning een financiële vergoeding ontvangt en voorts ook alle componenten die samenhangen met het personeels- en beroepsstatuut van de lijnpiloot. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of de diverse componenten waaruit de globale beloning van die werknemer bestaat, aan deze criteria voldoen.

 

Nu de Nederlandse situatie waarbij geprocedeerd werd tegen het HagaZiekenhuis. Artikel 7:639 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon behoudt, terwijl artikel 7:645 BW bepaalt dat daarvan niet ten nadele van werknemer kan worden afgeweken. Wat onder het begrip loon verstaan dient te worden, is uitgelegd door het Hof van Justitie in voornoemd arrest Williams e.a. tegen British Airways plc. Bepalend voor de vraag of een werknemer recht heeft op ORT gedurende zijn vakantie is het antwoord op de vraag of de toeslag intrinsiek samenhangt met de hem opgedragen taken.

 

In de zaak tegen het HagaZiekenhuis staat vast dat werknemer uitsluitend in nachtdiensten werkte, waarvoor hij een ORT ontving. Gelet op de bestendigheid van het ’s nachts werken dient volgens de kantonrechter de conclusie te zijn dat de ORT een intrinsiek deel uitmaakt van de aan eiser toegekende taken waarvoor hij genoemde toeslag ontving. Een en ander wordt niet anders doordat de toepasselijke CAO bepaalt dat werknemers tijdens vakantie recht hebben op behoud van salaris, waarbij salaris gedefinieerd wordt als bruto-maandsalaris exclusief onder meer vergoeding voor onregelmatige diensten. Geoordeeld moet worden dat een dergelijke bepaling in strijd is met het dwingend recht. Het gelijk is aan de werknemer.

 

In diverse cao’s is inmiddels afgesproken dat ORT tijdens vakantie en verlof wordt betaald. De uitspraak van het Europese Hof en de recente uitspraak van Rechtbank Den Haag maken duidelijk dat medewerkers in het verleden waarschijnlijk ook recht hadden op uitbetaling van de ORT tijdens vakantie- en verlofuren. De werknemers zouden hiertoe een vordering kunnen indienen bij hun (voormalig) werkgever. Dit kan tot vijf jaar terug.

 

De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen stelt zich vooralsnog op het standpunt dat de uitspraak van de rechtbank niet betekent dat alle verpleegkundigen nu alsnog recht hebben op extra geld. Het is een individueel geval en bovendien hebben de vakbonden zich geconfirmeerd aan de eerdere cao’s waarin de ORT op deze manier geregeld was.

Publicatiedatum: 29 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht