Arrest Hof van Justitie inzake douanerecht en btw
Het Hof van Justitie heeft arrest gewezen in een zaak die betrekking heeft op het douanerecht en de btw.
Feiten
Een bv heeft een dieselmotor afkomstig uit een derde land onder de regeling extern communautair douanevervoer gebracht. Met betrekking tot het aanbrengen daarvan bij het kantoor van bestemming is het één en ander misgelopen. Uiteindelijk is de motor zeventien dagen nadat deze had moeten zijn aangebracht, door de geadresseerde alsnog bij de douane aangeboden en door deze onder een opvolgende douaneregeling (actieve veredeling) geplaatst. In geschil is of de nagevorderde douanerechten en btw moeten worden terugbetaald.
Hoge Raad
De Hoge Raad besloot prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. Hij vraagt zich namelijk af welke rechtgevolgen moeten worden verbonden aan de overschrijding van de krachtens artikel 356, lid 1, van de uitvoeringsverordening (nr. 2454/93) vastgestelde termijn. In het bijzonder rijst volgens de Hoge Raad de vraag of het niet in acht nemen van deze termijn, zonder meer moet worden aangemerkt als onttrekken aan douanetoezicht in de zin van artikel 203, lid 1, van het douanewetboek, zodat daardoor douanerechten verschuldigd worden, of dat artikel 204, lid 1, van het douanewetboek van toepassing is. Als een douaneschuld is ontstaan op voet van artikel 204, lid 1, van het douanewetboek, vraagt de Hoge Raad zich af of naast douanerechten ook btw is verschuldigd.
Hof van Justitie
Naar het oordeel van het Hof van Justitie leidt de enkele overschrijding van de overeenkomstig artikel 356, lid 1, van de uitvoeringsverordening vastgestelde termijn voor het aanbrengen, niet tot een douaneschuld wegens het onttrekken van de betrokken goederen aan het douanetoezicht in de zin van artikel 203 van het douanewetboek, maar tot een douaneschuld met als grondslag artikel 204 van dit wetboek. Voor het ontstaan van een douaneschuld uit hoofde van dat artikel 204 is niet nodig, dat de betrokkenen de douaneautoriteiten inlichtingen verstrekken over de oorzaken van de overschrijding van de overeenkomstig artikel 356 van de uitvoeringsverordening vastgestelde termijn of over de plek waar de betrokken goederen zich bevonden gedurende de periode tussen het verstrijken van die termijn en de daadwerkelijke aanbrenging van de goederen bij het douanekantoor van bestemming.
Er is btw verschuldigd als de goederen aan de in artikel 7, lid 3, eerste alinea, van de Zesde richtlijn (thans artikel 61, eerste alinea, van de btw-richtlijn) bedoelde douaneregelingen zijn onttrokken, zelfs indien een douaneschuld uitsluitend op grondslag van artikel 204 van het douanewetboek is ontstaan.
De Hoge Raad moet nagaan of in casu de dieselmotor al dan niet is onttrokken aan de regeling extern douanevervoer. Mocht de Hoge Raad tot de slotsom komen dat met betrekking tot dit goed geen enkele douaneschuld is ontstaan krachtens artikelen 203 of artikel 204 van het douanewetboek, dan is ook geen btw verschuldigd.
Publicatiedatum: 23 mei 2014
Deel dit nieuwsbericht