Belangrijk arrest over boete aan werkgever voor handelen werknemer en auto van de zaak

Belangrijk arrest over boete aan werkgever voor handelen werknemer en auto van de zaak

Naar aanleiding van een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2013 hebben we bericht dat de Belastingdienst regelmatig overgaat tot het opleggen van een naheffingsaanslag loonheffing voor het privégebruik van de auto van de zaak zonder dat de Belastingdienst aannemelijk maakt dat sprake is van een ‘terbeschikkingstelling’ van de auto. In de uitspraak van het Hof wordt aangegeven dat de ‘terbeschikkingstelling’ van een auto uitgelegd moet worden als de feitelijke macht over een auto uitoefenen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Financiën cassatie ingesteld. Op 29 mei 2015 heeft de Hoge Raad op het cassatieberoep uitspraak gedaan.


Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat van een terbeschikkingstelling van een auto geen sprake is in een geval waarin één of meer werknemers die auto slechts besturen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever of een met deze verbonden lichaam om in diens belang personen of goederen te vervoeren. De feitelijke beschikkingsmacht over de auto blijft immers bij de werkgever of een met deze verbonden lichaam berusten.


Een ander belangrijk fiscaal leerstuk dat in dit arrest wordt behandeld, is de boete die aan de werkgever was opgelegd wegens vermeende grove schuld ten aanzien van de te weinig afgedragen premies werknemersverzekeringen. Ter discussie stond niet of gedragingen van de administratief medewerkster kunnen worden aangemerkt als gedragingen van de werkgever. Dat kan, het gaat immers om premies die de werkgever als inhoudingsplichtige (wellicht bedoelt de Hoge Raad premieplichtige) op aangifte moest afdragen. Het ging om de vraag of schuld bij een werknemer aan de werkgever kunnen worden toegerekend?


Uit het arrest blijkt dat de mogelijkheid van toerekening van handelen van de werknemer aan de werkgever niet kan rechtvaardigen dat het bij werknemer aanwezige opzet of diens grove onzorgvuldigheid wordt aangemerkt als opzet of grove schuld van de werkgever. Voor de bepaling van bij belanghebbende aanwezige opzet of grove schuld komt belang toe aan, enerzijds, de zorg die belanghebbende bij het opdragen van de werkzaamheden aan de medewerkster heeft betracht, en anderzijds, aan het ontbreken van redelijke gronden voor twijfel aan een behoorlijke taakvervulling door die medewerkster mede gezien haar ervaring en deskundigheid. Daarbij is ook van belang dat belanghebbende mocht verwachten dat eventuele tekortkomingen in de taakvervulling van de medewerkster tijdig aan het licht zouden komen bij de door de externe accountant periodiek uitgevoerde controles van de loonadministratie van belanghebbende. Alles samenvattend kan gesteld worden dat belanghebbende geen grove schuld kan worden verweten.

Publicatiedatum: 01 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht