Belangrijke uitspraak ter zake van fiscale aansprakelijkstellingen!

In de jurisprudentie zijn verschillende uitspraken terug te vinden waarin de rechter heeft geoordeeld dat schoonmaakwerkzaamheden kwalificeren als het ‘uitvoeren van werk van stoffelijke aard’ in de zin van artikel 35 Invorderingswet 1990 (de ketenaansprakelijkheid). Zie o.a. het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012, nr. 10/00488. In enkele van deze uitspraken heeft de rechter ook geoordeeld dat schoonmaakwerkzaamheden voor een restaurant tot de normale bedrijfsuitoefening behorende werkzaamheden in de zin van voornoemd artikel zijn. Schoonmaakwerkzaamheden bij een restaurant zijn – anders dan bijvoorbeeld bij een kantoorpand –immers van essentieel belang voor de bedrijfsvoering.

Op 19 januari 2015 is een uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch gepubliceerd in welke zaak Rechtbank Breda in eerste aanleg had geconcludeerd dat de exploitant van een restaurant (hierna belanghebbende) aansprakelijk was voor de niet afgedragen loonheffing ter zake van de uitbestede schoonmaakwerkzaamheden. Voordat het hof toekomt aan de vraag of sprake is van ketenaansprakelijkheid vernietigt zij de beschikking van de ontvanger.

De reden hiervoor was dat de ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vermeende werkgever van de schoonmakers (beter gezegd, de belastingschuldige) in gebreke was met de betaling van zijn belastingschulden. Stukken met betrekking tot de invordering van de betreffende naheffingsaanslagen bij de belastingschuldige, zoals aanmaningen en dwangbevelen, ontbreken namelijk. De ontvanger stelt vergeefs dat hij niet wist dat stukken van de inspecteur moesten worden overgelegd. De ontvanger verlies hierbij uit het oog dat stukken ten aanzien van de ingebrekestelling over invordering gaan en dat hij op grond van artikel 8:42 van de Awb zelf over deze stukken moet beschikken. Het hof stelt dan ook belanghebbende in het gelijk en vernietigt de beschikking tot aansprakelijkstelling.

Publicatiedatum: 28 januari 2015