Belastingdienst mag kentekengegevens verkregen via KLPD camera’s niet gebruiken

Belastingdienst mag kentekengegevens verkregen via KLPD camera’s niet gebruiken

Eerder hebben we bericht over een uitspraak van Gerechtshof Den Haag waarin werd geconcludeerd dat de Belastingdienst gebruik mag maken van foto’s van KLPD-camera’s boven snelwegen voor controle van het privégebruik van de ter beschikking gestelde (bestel)auto. Het verzamelen van gegevens via deze zogeheten Automatic Number Plate Recognition (‘ANPR’)-camera’s en gebruiken van deze gegevens paste naar het oordeel van het hof binnen de (algemene) wettelijke taak van Belastingdienst om een juiste belastingheffing te waarborgen. Inherent aan die taak is dat de Belastingdienst een ruime controlebevoegdheid heeft. Die bevoegdheid werd in die concrete geval niet beperkt door de bescherming die artikel 8 EVRM biedt, zo oordeelde het hof.

In een arrest van 24 februari 2017 komt de Hoge Raad echter met een ander oordeel. De wijze van verzamelen, vastleggen, bewerken, bewaren, en door het gebruik van de met ANPR?camera’s verkregen gegevens, raakt het privéleven. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat het hier niet gaat om één of enkele waarnemingen in de openbare ruimte, maar om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken en jarenlang bewaren van gegevens over de bewegingen van voertuigen op diverse plaatsen in Nederland, op een zodanige wijze dat die gegevens aan de hand van het kenteken tot een bepaald voertuig en daarmee (in beginsel) tot een bepaalde persoon kunnen worden herleid, en waarbij het doel (mede) is om aan de hand van een analyse van die gegevens per voertuig een beeld te krijgen van de verplaatsingen daarvan gedurende een jaar.

Ofschoon de voor fiscale controle niet relevant geachte gegevens binnen korte tijd worden verwijderd, is er volgens de Hoge Raad toch sprake van een zodanige inmenging ten aanzien van degenen van wie de gegevens wel worden bewaard dat het verzamelen, vastleggen, bewerken, bewaren en gebruiken van de ANPR?gegevens een voldoende precieze wettelijke grondslag behoeft. De door het hof genoemde algemene taakstelling van de Belastingdienst voldoet niet aan dit vereiste. Artikel 2, lid 1, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 bepaalt slechts in algemene zin dat de Belastingdienst is belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen. Artikel 20 AWR, op grond waarvan de inspecteur te weinig geheven belasting kan naheffen, biedt evenmin een voldoende precieze wettelijke grondslag voor de gevolgde handelwijze. Hetzelfde geldt voor de regeling over belastingheffing wegens privégebruik van auto’s in artikel 13bis Wet LB 1964. Er is ook geen andere wettelijke bepaling die de Inspecteur een voldoende precieze grondslag verschaft voor de gevolgde handelwijze.

Kortom, volgens de Hoge Raad is er geen toereikende wettelijke grondslag voor het verzamelen en gebruiken van de door ANPR-camera’s vastgelegde gegevens voor de controle van privégebruik van een auto van de zaak.

Publicatiedatum: 26 februari 2017


Deel dit nieuwsbericht