Belastingplan 2022 – maatregelen op het terrein van de loonheffingen
Op 21 september 2020, Prinsjesdag 2021, heeft het kabinet de miljoennota en de rijksbegroting voor 2022 gepresenteerd. Onderdeel daarvan
zijn de fiscale maatregelen. Wij hebben de belangrijkste voorstellen op het
terrein van de loonheffingen voor u samengevat.
1. Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten
Op basis van de huidige wetgeving worden
aandelenoptierechten belast op het moment dat deze optierechten worden
uitgeoefend, met andere woorden het moment waarop de optierechten worden omgezet
in aandelen. Voorgesteld wordt om deze fiscale regeling voor
aandelenoptierechten te wijzigen waardoor het aantrekkelijker wordt om
aandelenoptierechten als loon te verstrekken. Als gevolg van dit voorstel wordt
het heffingsmoment van uitoefening van een aandelenoptierecht in beginsel
verschoven naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht
verkregen aandelen verhandelbaar zijn en er dus liquide middelen voorhanden
kunnen zijn om de verschuldigde belastingen te voldoen.
De per 1 januari 2018 ingevoerde fiscale tegemoetkoming
voor start-ups met een S&O-startersverklaring, waarbij onder voorwaarden
maximaal 75% van het genoten loon in aanmerking wordt genomen, komt per 1
januari 2022 te vervallen.
2. Aanpassing in de bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot
De cap in de bijtelling (de catalogusprijs waarover de
maximale korting op de bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot van
toepassing is) wordt vanaf 2022 in twee stappen verlaagd. Vanaf 1 januari 2022
wordt een korting van 6% op de bijtelling toegepast op een cap van € 35.000 en
vanaf 2023 op een cap van € 30.000. De bijtelling in 2022 wordt dus 22% - 6% is
16% over de fiscale waarde tot € 35.000 en daarboven 22%.
3. Verlengen geldigheidsduur gebruikelijkloonregeling
innovatieve start-ups met een jaar
4. Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten
Zoals aangekondigd, wordt er een gerichte vrijstelling in
de werkkostenregeling voor de vergoeding van bepaalde thuiswerkkosten geïntroduceerd.
Deze vergoeding strekt ter dekking van de kosten van thuiswerken, zoals extra
water- en elektriciteitsverbruik, verwarming, koffie, thee en toiletpapier. De
vrijstelling betreft een forfaitair bedrag van maximaal € 2,00 per thuisgewerkte
dag of deel daarvan.
Voor eenzelfde werkdag kan niet tegelijkertijd de
vrijstelling voor een thuiswerkkostenvergoeding als de vrijstelling voor een
reiskostenvergoeding woon-werkverkeer naar de vaste werkplek van toepassing
zijn. Werkt een werknemer een deel van de dag thuis en het andere deel op de
vaste werkplek werkt, dan kan dus maar een van de vrijstellingen worden
toegepast. In dat geval heeft de werkgever de keuze om of de gerichte
vrijstelling voor de thuiswerkkostenvergoeding, of de gerichte vrijstelling
voor reiskosten voor het woon-werkverkeer toe te passen. Het is wel mogelijk
dat op een dag waarop deels wordt thuisgewerkt en ook wordt gereisd naar een
andere plek dan de vaste werkplek – dus een zakelijke reis niet zijnde
woon-werkverkeer – zowel de vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding als de
vrijstelling voor een reiskostenvergoeding wordt toegepast.
Voorgesteld wordt om voor de thuiswerkkostenvergoeding een
vergelijkbare regeling te introduceren als de huidige systematiek voor de vaste
reiskostenvergoeding (de zgn. 214 dagenregeling). De 214 dagenregeling zoals
deze nu geldt voor de vaste reiskostenvergoeding wordt aangepast. De aanpassing
bestaat uit een herrekening als de medewerker in de regel vier dagen, drie
dagen, twee dagen onderscheidenlijk een dag per week naar een vaste plaats van
werkzaamheden reist danwel thuis werkt.
Als sprake is van het vergoeden, verstrekken of ter
beschikking stellen van een OV-chipkaart, een OV-abonnement, een auto van de
zaak of een fiets van de zaak geldt dat de gerichte vrijstelling voor
thuiswerkkosten alleen kan worden toegepast als op de betreffende thuiswerkdag
geen gebruik wordt gemaakt van de OV-chipkaart, het OV-abonnement, de auto van
de zaak, de fiets van de zaak of ander vervoer vanwege de inhoudingsplichtige
om hiermee naar de vaste plaats van werkzaamheden te reizen.
Het forfaitaire bedrag van maximaal € 2,00 per thuiswerkdag
wordt jaarlijks aan het begin van het kalenderjaar geïndexeerd, zij het voor
het eerst met ingang van het jaar 2023.
5. Tijdelijke verruiming vrije ruimte binnen
werkkostenregeling
Eerder is aangegeven dat voor het jaar 2021 – evenals voor
2020 - de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom 3% bedraagt
in plaats van 1,7%. Daarboven is het 1,18%. De verhoging naar 3% voor 2021 is een
codificatie van een beleidsbesluit en lijkt niet voor 2022 te gelden.
6. Premiepercentages en belastingtarief
De hoge WW-premie wordt voor 2022 geraamd op 7,2% (2021: 7,7% en
5,34% vanaf augustus) en de lage WW-premie op 2,2% (2021: 2,7% en 0,34% vanaf
augustus). De definitieve percentages volgen in oktober.
De Ufo premie wordt voor 2022 0,68% (2021: 0,68%).
De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op gemiddeld
6,76%. Tel daarbij de uniforme opslag kinderopvang van 0,5% (2021: 0,5%) dan zou de premie lager worden dan in 2021. De
definitieve vaststelling van de Aof-premietarieven vindt plaats in oktober.
Het belastingtarief in de eerste schijf gaat naar 37,07% (2021:
37,10%). Het tarief in de tweede schijf blijft 49,5%. De grens is € 69.398
(2021: € 68.508).
Publicatiedatum: 21 september 2021
Deel dit nieuwsbericht