Besluit btw-heffing bij werkzaamheden toezichthouders en leden commissies gepubliceerd
Naar aanleiding van
jurisprudentie heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit inzake de
btw-heffing bij werkzaamheden van toezichthouders en van leden van diverse
commissies gepubliceerd.
Op grond van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 is een ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent ondernemer voor de btw. Het besluit geeft een invulling aan het begrip ‘zelfstandig’ met het oog op de btw-behandeling van de werkzaamheden van natuurlijke personen die optreden als toezichthouder of als lid van een bezwaaradviescommissie of van andere daarmee te vergelijken werkzaamheden.
Uit het besluit volgt dat, ondanks het ontbreken van een arbeidsovereenkomst, geen sprake is van zelfstandigheid in de uitoefening van een economische activiteit in de volgende gevallen:
1.
toezichthoudend
orgaan met wettelijke grondslag in publiek- of privaatrecht (o.a. NV, BV,
(bedrijfstak)pensioenfonds);
2.
toezichthoudend
orgaan zonder wettelijke grondslag in publiek- of privaatrecht vergelijkbaar
met NV of BV (o.a. stichting en vereniging);
3.
bezwaaradviescommissies,
adviescolleges met wettelijke taak; en
4.
toetsingscommissies,
geschillencommissies en vergelijkbare commissies.
Voor de voorwaarden
verwijzen wij naar het besluit. Andere situaties die niet onder 1 tot en met 4
vallen, moeten op basis van de specifieke feiten en omstandigheden van het
geval beoordeeld worden aan de hand van regelgeving en jurisprudentie.
Het besluit treedt op 7 mei 2021 in werking en werkt terug tot 13 juni 2019 (de datum waarop het Hof van Justitie het IO-arrest heeft gewezen). Verder wordt goedgekeurd dat als in de periode van 13 juni 2019 tot 7 mei 2021 voor de in het besluit bedoelde werkzaamheden btw in rekening is gebracht en deze btw bij de afnemer in aftrek is gebracht hierop niet teruggekomen hoeft te worden.
Publicatiedatum: 08 mei 2021
Deel dit nieuwsbericht