Bestuurdersaansprakelijkheid: grove schuld accountantskantoor kan niet aan bestuurder worden toegerekend

Bestuurdersaansprakelijkheid: grove schuld accountantskantoor kan niet aan bestuurder worden toegerekend

Op 8 augustus 2014 heeft de Hoge Raad een lezenswaardig arrest gewezen inzake bestuurdersaansprakelijkheid.

Feiten

Belanghebbende was de enige bestuurder van een bv die in 2006 en 2007 onroerende zaken exploiteerde, ontwikkelde, en daarin handelde. De bv heeft percelen grond geleverd. De bv liet haar aangiften voor de omzetbelasting in de onderhavige periode verzorgen door een accountantskantoor. Het accountantskantoor heeft geen omzetbelasting op aangifte voldaan ter zake van de levering van de percelen.

Begin 2009 heeft het accountantskantoor geconstateerd dat de omzetbelasting ten onrechte niet op aangifte was voldaan. Daarop heeft het accountantskantoor over de jaren 2006 en 2007 namens de bv suppletieaangiften ingediend. Bij brief van 6 februari 2009 heeft het accountantskantoor namens de bv aan de ontvanger gemeld dat de bv de omzetbelasting niet kan betalen. De Inspecteur heeft overeenkomstig de suppletieaangiften met dagtekening 25 maart 2009 twee naheffingsaanslagen omzetbelasting aan de bv opgelegd. Vervolgens is namens de bv nogmaals haar betalingsonmacht gemeld.

Belanghebbende is bij de in het geding zijnde beschikking door de ontvanger aansprakelijk gesteld voor de betaling van de nageheven omzetbelasting.

Verruiming melden van betalingsonmacht en hieraan gestelde beperkingen

De melding betalingsonmacht moet uiterlijk worden gedaan twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting behoorde te zijn afgedragen of voldaan (artikel 7, lid 1, Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990). In geval van een naheffingsaanslag die is opgelegd omdat de verschuldigde belasting hoger is dan op aangifte is dan wel had moeten worden afgedragen of voldaan, kan de mededeling uiterlijk twee weken na de vervaldag van de aanslag worden gedaan. Daarbij mag de omstandigheid dat de verschuldigde belasting hoger is dan op aangifte is dan wel had moeten worden afgedragen of voldaan, niet aan opzet of grove schuld van het lichaam dat de belasting is verschuldigd te wijten zijn (artikel 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990). Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft de besluitgever met deze laatstgenoemde bepaling zijn door de wetgever verleende bevoegdheid niet overschreden.

Welke meldingsregeling is van toepassing?

De Hoge Raad brengt in herinnering dat de melding van betalingsonmacht niet behoeft te worden gedaan zolang geen sprake is van betalingsonmacht, ook niet in gevallen waarin belasting ten onrechte niet op aangifte is voldaan (zie HR 4 februari 2011, nr. 10/01660, ECLI:NL:2011:BP2998).

In het onderhavige geval beloopt de nageheven omzetbelasting meer dan het belastingbedrag dat op de aangifte is vermeld. De Hoge Raad brengt in herinnering dat in die omstandigheden bij uitsluiting de meldingsregeling van artikel 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 van toepassing is (zie HR 23 december 2011, nr. 10/01211, ECLI:NL:HR:2011:BR7038). De Hoge Raad laat in het midden of deze meldingsregeling ook van toepassing was geweest als de bv de omzetbelasting tot het juiste bedrag had aangegeven, maar niet had voldaan.

Toerekenen grove schuld van accountantskantoor aan bv

Grove schuld van het accountantskantoor kan aan de bv worden toegerekend. Daardoor is de verruimde meldingsregeling van artikel 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 niet van toepassing. De Hoge Raad wijst in dit verband op een arrest inzake de toerekening van kwade trouw (artikel 16, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen) aan de belastingplichtige en op een arrest inzake toerekening van kennis en inzicht van personen aan de belastingplichtige in verband met omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte.

Grove schuld accountantskantoor

Het oordeel van het hof dat sprake is van grove schuld aan de zijde van het accountantskantoor in stand houdt in cassatie stand. De grove schuld van het accountantskantoor kan dus aan de bv worden toegerekend.

Toerekenen grove schuld accountantskantoor aan belanghebbende (bestuurder)

Als de omstandigheid dat de verschuldigde belasting hoger is dan die op aangifte is of had moeten worden afgedragen of voldaan aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten en er daardoor niet tijdig betalingsonmacht is gemeld, is een bestuurder aansprakelijk en wordt vermoed dat de niet betaling van de belasting aan hem is te wijten (artikel 36, lid 4, eerste volzin, Invorderingswet 1990). Dit vermoeden mag worden weerlegd door een bestuurder die aannemelijk maakt dat het niet tijdig melden niet aan hem is te wijten (artikel 36, lid 4, tweede volzin, Invorderingswet 1990). In casu moet dus belanghebbende aannemelijk maken dat het niet aan hem is te wijten, dat de bv de betalingsonmacht niet tijdig kon melden doordat zij opzettelijk of grofschuldig geen aangifte of een te lage aangifte heeft gedaan.

Dat opzet of grove schuld aan de belastingplichtige kan worden toegekend, wil volgens de Hoge Raad nog niet zeggen dat die opzet of grove schuld ook aan de bestuurder kan worden toegerekend. In het aansprakelijkheidsrecht geldt dat eenieder in beginsel alleen voor zijn eigen daden en nalatigheden aansprakelijk is, uitzonderingen daargelaten. De Hoge Raad wijst in dit verband naar een arrest van zijn civiele kamer. Nu in casu een vorenbedoelde uitzondering niet van toepassing is, kan de grove schuld van het accountantskantoor niet aan belanghebbende worden toegerekend. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven en verwijst de Hoge Raad de zaak naar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Publicatiedatum: 04 september 2014


Deel dit nieuwsbericht