Bezorger dag- en weekbladen niet in dienstbetrekking volgens de Belastingdienst
Op 22 juni 2022 is een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant
gepubliceerd waarin een bezorger van dag- en weekbladen stelde in 2017 dienstbetrekking
te hebben gewerkt en de Belastingdienst dat sprake is van een resultaat uit
overige werkzaamheden (ROW). In 2017 hadden de uitgevers voor wie de bezorging is
gedaan geen loonheffingen ingehouden over de inkomsten.
Belanghebbende stelt voor de rechtbank dat haar inkomsten
uit bezorgdiensten als loon uit dienstbetrekking moeten worden aangemerkt. Zij
verwijst daarbij naar de verklaring arbeidsrelatie (VAR) die zij in voorgaande
jaren ten aanzien van de werkzaamheden heeft ontvangen. Het betrof een VAR loon
uit dienstbetrekking, die geldig was tot en met 31 december 2014.
Volgens de inspecteur is er echter geen sprake van een
arbeidsovereenkomst. Ook is geen sprake van een fictieve dienstbetrekking. De
inspecteur stelt dat de uitgevers belanghebbende zagen als freelancer, waarmee
zij een overeenkomst van opdracht hadden afgesloten.
Bij de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking
is maatgevend of is voldaan aan de eisen van een arbeidsovereenkomst, waarvoor
als vereisten gelden: (a) een gezagsverhouding, (b) een verplichting tot het
persoonlijk verrichten van arbeid, en (c) een verplichting tot het betalen van
loon. Daarbij moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval,
in onderling verband bezien. Daartoe zijn niet alleen van belang de rechten en
verplichtingen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen
stonden, maar ook de wijze waarop partijen aan hun overeenkomst uitvoering
hebben gegeven en daaraan aldus inhoud hebben gegeven.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende verplicht is op basis van de overeenkomst arbeid te verrichten namelijk het rondbrengen van folders en dat de uitgevers een verplichting hebben een beloning te betalen voor de door belanghebbende verrichte werkzaamheden. De rechtbank zal daarom beoordelen of aan de andere cumulatieve voorwaarde, te weten de gezagsverhouding, wordt voldaan. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen waaruit een gezagsverhouding kan worden afgeleid. Belanghebbende heeft daardoor niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een gezagsverhouding. Er wordt daarmee niet aan alle voorwaarden voor een dienstbetrekking voldaan.
Omdat belanghebbende niet heeft gesteld, dat in dat geval
de inkomsten anders moeten worden gekwalificeerd dan ROW oordeelt de rechtbank
dat de inspecteur de inkomsten terecht als ROW heeft aangemerkt.
Publicatiedatum: 25 juni 2022
Deel dit nieuwsbericht