Bij btw-model met nieuwe schoolgebouwen is sprake van misbruik van recht

Bij btw-model met nieuwe schoolgebouwen is sprake van misbruik van recht

Op 29 november 2017 is een uitspraak van Gerechtshof Amsterdam (hierna: het gerechtshof) in de zaak gemeente Aalten gepubliceerd. Uit deze uitspraak volgt dat sprake is van misbruik van recht met betrekking tot het hierna uiteengezette btw-model met schoolgebouwen.

Feiten
De gemeente Aalten heeft twee schoolgebouwen laten realiseren en heeft de btw op de investeringskosten in aftrek gebracht. Vervolgens heeft de gemeente de schoolgebouwen tegen circa 9,1% resp. 9,7% van de totale stichtingskosten overgedragen aan een stichting. De gemeente heeft de door de stichting verschuldigde overdrachtsbelasting voor haar rekening genomen. De stichting verhuurt de schoolgebouwen aan een school (stichting) en een vereniging die de huurprijs voor een periode van vijf jaar vooruitbetalen. In de akten van levering van de schoolgebouwen is opgenomen een voorkeursrecht tot terugkoop, een koopoptie, een boetebeding en ontbindende voorwaarden.

Geschil
In geschil is of sprake is van misbruik van recht. In dat verband is alleen nog in geschil of de gemeente heeft gehandeld in strijd met het doel en strekking van de btw-wetgeving.

Gerechtshof
Het gerechtshof is onder andere op basis van de volgende omstandigheden van oordeel dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met het doel en strekking van de btw-wetgeving:

  • De vergoeding die de gemeente aan de stichting in rekening heeft gebracht is kunstmatig. Op de voet van de onderwijswetgeving moet de gemeente de schoolgebouwen namelijk zonder vergoeding overdragen of in gebruik geven.
  • Er is sprake van een kunstmatig kasrondje. De gemeente verstrekt het bedrag van de vooruitbetaalde huur aan de school resp. de vereniging die daarmee de huur voor vijf jaar kunnen vooruitbetalen aan de stichting. De stichting kan met de vooruitbetaalde huur de aankoop van de schoolgebouwen financieren. Daarmee heeft de gemeente de door de stichting betaalde koopprijs in wezen zelf bekostigd, zodat de betalingen economische realiteit ontberen.
  • Het boetebeding, de aanbiedingsplicht, de koopoptie, de ontbindende voorwaarde zijn volgens het gerechtshof geen normale (markt)voorwaarden en zijn gekunsteld.
  • De onderverhuur door de stichting aan de gemeente van de sporthal van één van de twee gebouwen is naar het oordeel van het gerechtshof ook kunstmatig.

Verder mist de beheerdersrol van de stichting economische realiteit.

Nu sprake is van misbruik van recht moet de situatie worden geherdefinieerd in een situatie waarin geen sprake is van misbruik van recht. De naheffingsaanslag over 2004 blijft in stand en de naheffingsaanslag over 2005 tot en met 2007 worden verminderd met:

  • de strafheffing overdrachtsbelasting die de gemeente voor haar rekening heeft genomen;
  • de afgedragen btw in verband met de levering van de schoolgebouwen; en
  • een vermindering omdat de laatste naheffingsaanslag deels ziet op de verbouwing van twee andere gebouwen.


Belang voor de praktijk
De uitkomsten van btw-procedures met betrekking tot btw-modellen met schoolgebouwen zijn wisselend. De ene keer krijgt een gemeente gelijk een andere keer niet. Mochten gemeenten een btw-model met een gebouw overwegen, dan is het zaak een en ander goed te implementeren. De Belastingdienst zal btw-modellen in ieder geval blijven bestrijden gelet op de onderhavige uitspraak van het gerechtshof. Het wetsvoorstel uit 2005 waarin reparatiewetgeving was opgenomen tegen onder andere btw-modellen met schoolgebouwen is onlangs ingetrokken. Dit impliceert dat het ministerie van Financiën voldoende ruimte ziet voor het bestrijden van de btw-modellen via de rechter.


Publicatiedatum: 14 december 2017


Deel dit nieuwsbericht