Binnen drie maanden moet worden verzocht om 30%-regeling bij opeenvolgende dienstbetrekking

Binnen drie maanden moet worden verzocht om 30%-regeling bij opeenvolgende dienstbetrekking


Artikel 9c, eerste lid, (thans artikel 10ed, eerste lid) van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 bepaalt dat indien een ingekomen werknemer tijdens de looptijd van de 30%-regeling een andere inhoudingsplichtige krijgt, op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de nieuwe inhoudingsplichtige de bewijsregel gedurende de resterende looptijd van toepassing blijft, mits de periode tussen het einde van de tewerkstelling door de oude inhoudingsplichtige en de aanvang van de tewerkstelling door de nieuwe inhoudingsplichtige niet langer is dan drie maanden. Wanneer langer dan drie maanden wordt gedaan over het vinden van een nieuwe dienstbetrekking wordt de deskundigheid van de ingekomen werknemer als minder schaars geacht, zodat hij niet meer voor toepassing van de 30%-regeling kwalificeert.

De Hoge Raad heeft op 21 maart 2014 in een zaak geoordeeld dat belanghebbende geen schaarse specifieke deskundigheid meer bezit in relatie tot een dienstbetrekking die is aangevangen meer dan drie maanden na de beƫindiging van de dienstbetrekking waarvoor de 30%-regeling is toegekend. Deze conclusie is niet anders wanneer belanghebbende op basis van de oorspronkelijk afgegeven 30%-regeling in de tussentijd een 30%-regeling heeft gekregen voor een nieuwe deeltijdfunctie. Kortom, de weigering van toekenning van de 30%-regeling was in de zaak terecht.

Publicatiedatum: 23 maart 2014


Deel dit nieuwsbericht