Btw-naheffingsaanslag terecht opgelegd wegens niet betaalde facturen

Btw-naheffingsaanslag terecht opgelegd wegens niet betaalde facturen

Op 12 september 2014 is een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden gepubliceerd inzake de terugbetaling van in aftrek gebrachte btw wegens het niet betalen van vergoedingen.

Feiten

In de jaren 2007, 2008 en 2009 heeft een bv (hierna: de leverancier) grote hoeveelheden schoenen geleverd aan belanghebbende, eveneens een bv. In verband met deze leveringen van schoenen is aan belanghebbende btw in rekening gebracht die zij in haar maandaangiften als voorbelasting in aftrek heeft gebracht.

Op 24 december 2009 heeft de inspecteur van zijn collega te Roermond een renseignement ontvangen. Dit renseignement betrof een namens de leverancier ingediend schriftelijk verzoek (op de voet van artikel 29, lid 1, onderdeel a, Wet op de omzetbelasting 1968; hierna: Wet OB) om teruggaaf van btw. Het verzoek is ingediend omdat belanghebbende een bedrag van € 7.411.030,34 ter zake van de levering van schoenen niet heeft betaald. Deze teruggaaf is door de inspecteur te Roermond verleend.

De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag heeft betrekking op btw-bedragen die zijn vermeld op niet (geheel) betaalde facturen van de leverancier die belanghebbende als voorbelasting in aftrek heeft gebracht.

Hof

Getuigenaanbod

Het Hof heeft belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld de leverancier als getuige te horen dan wel een schriftelijke verklaring in het geding te brengen en concludeert dat belanghebbende daarvan heeft afgezien.

Evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel

Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd leidt naar het oordeel van het hof niet tot het oordeel dat de wetgever met de in artikel 29 van de Wet OB opgenomen regeling het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden.

Voor zover het beroep van belanghebbende op het evenredigheidsbeginsel moet worden opgevat als een beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel, oordeelt het Hof dat de inspecteur niet in strijd met dat beginsel heeft gehandeld door de btw van belanghebbende na te heffen, ook als moet worden aangenomen dat hij niets met de door belanghebbende verstrekte informatie heeft gedaan.

Naheffingsaanslag terecht opgelegd

Een ondernemer wordt in aftrek gebrachte btw verschuldigd in ieder geval verschuldigd twee jaren na de opeisbaarheid van de vergoeding, voor zover de vergoeding op dat tijdstip nog niet is betaald (artikel 29, lid 2, tweede volzin, Wet OB).

Naar het oordeel van het Hof zijn de vergoedingen ter zake van de leveringen van de schoenen steeds na ommekomst van de 30-dagentermijn opeisbaar geworden, zodat niet meer in geschil is dat in het tijdvak waarover is nageheven de in de vorige alinea genoemde tweejaarstermijn sinds de opeisbaarheid van de vergoedingen is verstreken. De naheffingsaanslag is derhalve terecht opgelegd tot het bedrag waarmee Rechtbank Arnhem deze heeft verminderd.

Slot

Indien u vragen heeft over de regeling omtrent terugbetalen van btw indien vergoedingen voor btw-prestaties niet worden voldaan of anderszins, neemt u dan contact op met Zeker Fiscaal via 0487-51 02 89.

Publicatiedatum: 17 september 2014


Deel dit nieuwsbericht