Btw-teruggaaf voor bancaire instelling hoger door afwijken van ‘klassieke methode’ bij berekening pro rata

Btw-teruggaaf voor bancaire instelling hoger door afwijken van ‘klassieke methode’ bij berekening pro rata

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: gerechtshof) heeft in een uitspraak van 27 maart 2020 geoordeeld, dat X met de door haar gehanteerde berekeningsmethode van de pro rata het werkelijk gebruik van de gemengd gebruikte goederen en diensten aannemelijk heeft gemaakt. Het gerechtshof verleent een btw-teruggaaf van ongeveer € 1,5 miljoen.

Feiten

X is een bancaire instelling en verrichte in 2014 en 2015 zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde activiteiten. Alle gemaakte kosten kunnen (na aftrek van de arbeidskosten) als gemengde kosten worden aangemerkt. Om beter inzicht te krijgen in de winstgevendheid van de door haar aangeboden producten heeft X medio 2015 een bedrijfseconomische analyse gemaakt van de rentabiliteit per product (profit and loss per product). De kosten zijn door middel van verdeelsleutels op basis van tijdregistratie, daadwerkelijke productafname en evenredige verdeling toegewezen aan de diverse productgroepen. Dit resulteerde in een toerekening van alle gemengde kosten aan de verschillende categorieën opbrengsten.

In de btw-aangiften heeft X de btw op haar gemengd gebruikte goederen en/of diensten pro rata in aftrek gebracht. X heeft daarbij het pro rata aftrekpercentage vastgesteld op basis van de verhouding tussen haar btw-belaste omzet en haar totale omzet (de ‘klassieke methode’). X maakt bezwaar en herziet de door haar in de btw-aangiften geclaimde aftrek. X wil alsnog rekening houden met het door haar berekende werkelijke gebruik van de gemengde goederen en diensten.

Gerechtshof

Naar het oordeel van het gerechtshof heeft X aannemelijk gemaakt dat de door haar gehanteerde berekeningsmethode, in vergelijking met de klassieke methode, leidt tot een nauwkeurigere bepaling van het werkelijk gebruik van de gemengd gebruikte goederen en diensten en daarmee van het bedrag dat X als voorbelasting in aftrek mag brengen. Het gerechtshof overweegt dat de met de activiteiten van X behaalde omzetten een vertekend beeld laten zien. Daarnaast overweegt het gerechtshof dat X de profit and loss per product heeft opgesteld vanwege bedrijfseconomische redenen en niet in verband met de btw-heffing. Het gerechtshof verleent een btw-teruggaaf van ongeveer € 1,5 miljoen.

Belang voor de praktijk

De hoofdregel voor de berekening van de pro rata is op basis van omzetverhoudingen. De splitsing op basis van omzetverhoudingen vindt niet plaats als degene, die wil afwijken van de klassieke methode (de belastingplichtige of de inspecteur), aannemelijk maakt dat het werkelijk gebruik niet overeenkomt met de aftrek op basis van omzetverhoudingen. In dat geval wordt de aftrek van de btw berekend op basis van het werkelijk gebruik. Het werkelijk gebruik moet daarbij zijn vastgesteld op basis van objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens.

Deze uitspraak heeft niet uitsluitend gevolgen voor de bancaire sector. Als gevolg van deze uitspraak kunnen andere instellingen, die zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde activiteiten verrichten, wellicht ook recht hebben op een hogere btw-teruggaaf. Hierbij kan worden gedacht aan andere instellingen in de financiële sector, het onderwijs, de zorg en in de publieke sector. Het is afwachten of er beroep in cassatie wordt ingesteld bij de Hoge Raad en in dat geval of het oordeel van het gerechtshof standhoudt bij de Hoge Raad.

Publicatiedatum: 10 april 2020


Deel dit nieuwsbericht