Conclusie van A-G ter zake beëindigen van slapend dienstverband

Conclusie van A-G ter zake beëindigen van slapend dienstverband

Eerder hebben we bericht dat de uitkomsten van de procedures waarin opzegging van het slapend dienstverband wordt gevorderd, wisselend zijn. Daarbij hebben we aangegeven dat Rechtbank Limburg prejudiciële vragen aan de Hoge Raad heeft gesteld. In die procedure is op 18 september 2019 de conclusie van Advocaat-Generaal De Bock gepubliceerd.

De A-G geeft aan dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een werkgever op grond van de norm van goed werkgeverschap gehouden is om in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst (lees: het ‘slapend dienstverband’) met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding, indien is voldaan aan de vereisten in art. 7:669 lid 3, aanhef en onder b, BW.

Op dit uitgangspunt dient een uitzondering te worden gemaakt wanneer, op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden, moet worden geoordeeld dat de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Hierbij kunnen aan de volgende omstandigheden worden gedacht:

  1. het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer, waardoor de werkgever een belang heeft bij het in dienst houden van de werknemer;
  2. voor de periode tot aan de inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding: financiële problemen van de werkgever door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding;
  3. het niet (geheel of gedeeltelijk) gecompenseerd zullen krijgen van de transitievergoeding. Hierbij zou een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen omstandigheden (die debet zijn aan het niet of niet volledig gecompenseerd krijgen van de transitievergoeding) die in de risicosfeer van de werkgever liggen, en omstandigheden die in de risicosfeer van de werknemer liggen;
  4. mogelijke andere belangen van de werkgever bij het in dienst houden van de werknemer, anders dan de enkele wens om de transitievergoeding niet te hoeven betalen.

Belang voor de praktijk
Wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst niets wenst te beëindigen omdat hij anders de transitievergoeding verschuldigd zou zijn, dan zal de werkgever daarvoor omstandigheden moeten aandragen die zijn opstelling rechtvaardigen. De A-G noemt een viertal omstandigheden die de werkgever zou kunnen aandragen als reden om de arbeidsovereenkomst niet te beëindigen.


Publicatiedatum: 22 september 2019


Deel dit nieuwsbericht