De datum ‘13 maart 2020’ belangrijk voor reiskostenvergoedingen!

De datum ‘13 maart 2020’ belangrijk voor reiskostenvergoedingen!

Eerder hebben wij in een nieuwsbericht de vraag gesteld of een fiscale uitruil voor een (aanvullende) woon-werkvergoeding nog wel mogelijk is, nu werknemers thuiswerken? Wij hebben toen bericht dat voor een reiskostenvergoeding op basis van de zogeheten 214-dagenregeling vereist is dat de werknemer op minstens 128 dagen naar de vaste werkplek reist. Genoemde aantallen dagen gelden bij een vijfdaagse werkweek.

Ten aanzien van de maandelijkse reiskostenvergoeding woon-werkverkeer is in paragraaf 6.2 van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis goedgekeurd dat een werkgever gedurende de werking van dit besluit voor een vaste reiskostenvergoeding geen gevolgen verbindt aan een wijziging in het reispatroon van een werknemer. Dit betekent dat de werkgever voor deze periode mag blijven uitgaan van de aangenomen feiten waar de vergoeding op gebaseerd is. Kortom, de thuiswerkdagen mogen als reisdagen worden aangemerkt waardoor aan de eis dat op minstens 128 naar de vaste werkplek is gereisd, wordt voldaan.

Maar geldt deze goedkeuring ook voor de fiscale uitruilregeling waarvoor ook het minimum van 128 reisdagen geldt? Het lijkt erop dat de Belastingdienst hiervoor een afwijkende goedkeuring gaat introduceren. Doorslaggevend lijkt hiervoor te worden of de werknemer op 13 maart 2020, de dag waarop premier Rutte aanraadde om zo veel mogelijk vanuit huis te werken, reeds had aangegeven dat hij wenst deel te nemen aan de fiscale uitruilregeling.

Van de werknemer die vóór 13 maart 2020 heeft aangegeven dat hij wenst deel te nemen aan de fiscale uitruilregeling mogen waarschijnlijk de thuiswerkdagen als reisdagen worden aangemerkt. De werknemer die op of na 13 maart 2020 deze keuze heeft gemaakt daarvoor geldt dan dat de daadwerkelijke reisdagen minstens 128 moeten bedragen, wil de werknemer een onbelaste reiskostenvergoeding op basis van de 214 dagenregeling kunnen ontvangen.

Deze datum van 13 maart 2020 circuleert binnen de Belastingdienst en komt ook naar voren in een reactie van de Belastingdienst van 9 juni 2020 op de vraag of de goedkeuring van paragraaf 6.2 van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis ook geldt voor OV-abonnementen.

In zijn reactie merkt de Belastingdienst op dat de goedkeuring van paragraaf 6.2 van het besluit ook geldt voor het vergoeden of verstrekken van OV-abonnementen tijdens de coronacrisis. Of een vergoeding of verstrekking van een OV-abonnement onbelast is, hangt af van de kosten van de zakelijke reizen die de werknemer met het abonnement maakt. Bij deze beoordeling mag de werkgever op grond van het besluit voor deze periode uitgaan van het zakelijke reispatroon dat de werknemer normaliter zou hebben gehad. Als de werkgever het OV-abonnement heeft vergoed of verstrekt op 13 maart 2020 of later, dan mag de werkgever de thuiswerkdagen vanwege de coronacrisis niet aanmerken als reisdagen.

Belang voor de praktijk
De datum van 13 maart 2020 lijkt bepalend te worden of thuiswerkdagen als reisdagen mogen worden aangemerkt. Blijft bijvoorbeeld de vraag hoe om te gaan met de periode van 1 januari tot 13 maart 2020 als de keuze om deel te nemen aan de fiscale uitruilregeling genomen is op 13 maart 2020 of later? Mogen we dan voor deze periode 72/366 x 214 oftewel 42 reisdagen in aanmerking nemen, zodat voor het rest van het kalenderjaar nog op minstens 86 dagen naar de vaste werkplek moet worden gereisd om te kunnen deelnemen aan de fiscale uitruilregeling?

Wij kunnen ons voorstellen dat u met vragen en onduidelijkheden zit over wat het thuiswerken van de werknemers betekent voor de deelname aan allerlei arbeidsvoorwaardelijke regelingen en de mogelijkheid om onbelaste vergoedingen te verstrekken. In dat geval schroom niet om met ons contact op te nemen. Wij zijn u graag behulpzaam bij het beantwoorden van uw vragen.

Publicatiedatum: 10 juni 2020


Deel dit nieuwsbericht