Dga’s met minderheidsbelang niet verplicht verzekerd voor werknemersverzekeringen
Op 27 augustus 2021 is een uitspraak gepubliceerd van Hof
Arnhem-Leeuwarden in het hoger beroep dat de Belastingdienst (beter gezegd, de Inspecteur)
heeft ingesteld tegen een uitspraak van Rechtbank Gelderland van 3 maart 2020. In
geschil is of vier dga’s, met ieder een persoonlijke houdstermaatschappij, die namens
een gezamenlijke holding op basis van een managementovereenkomst werkzaam waren
voor vennootschap, verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen? De
vier dga’s hadden ieder 22,5% of 27,5% van de aandelen in de holding die op
haar beurt alle aandelen in de vennootschap houdt en statutair bestuurder van die
vennootschap is.
Volgens de Inspecteur staan de vier dga’s in een
privaatrechtelijke dienstbetrekking tot de vennootschap. Tegen deze achtergrond
beoordeelt het Hof of de Inspecteur feiten en omstandigheden heeft gesteld
waaruit aannemelijk wordt dat voldaan is aan de criteria van een
arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek. Anders dan
de Inspecteur stelt, is er volgens het Hof geen sprake van de verplichting om
de arbeid persoonlijk te verrichten. Het enkele feit dat de dga’s feitelijk de
bestuurs- en managementstaken voor de vennootschap hebben verricht en dat zij
daarvoor de ervaring en expertise hebben, kan niet tot de conclusie leiden dat
zij zich persoonlijk hebben verplicht arbeid te verrichten voor de vennootschap.
Dat vervanging uiteindelijk beperkt heeft plaatsgevonden in de vorm van
onderlinge vervanging en op een deelterrein, maakt dit niet anders. Ook in de
verdere uitvoering van de verschillende (management)overeenkomsten ontbreekt volgens
het Hof enige aanwijzing dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de
vennootschap en de dga’s. Denk aan het versturen van facturen met BTW vanuit de
persoonlijke houdstermaatschappijen aan de holding, de persoonlijke
houdstervennootschappen hebben salaris aan de dga’s uitbetaald waarop
loonheffingen worden ingehouden.
Interessant is ook dat het Hof er verder op wijst dat de
Inspecteur weliswaar terecht wijst op het gezag dat door de algemene
vergadering van aandeelhouders geldt ten opzichte van de bestuurder van de
vennootschap, maar in onderhavig geval is de holding de statutair bestuurder
van de vennootschap. Dit kan volgens het Hof niet op één lijn worden gesteld
met een over de dga’s bij de uitvoering van hun werkzaamheden uitgeoefend gezag
door de vennootschap als een werkgever.
Op het standpunt van de Inspecteur dat er een fiscale
dienstbetrekking bestaat tussen de dga’s en de vennootschap en dat er dientengevolge
een fiscale herkwalificatie van de feiten moet plaatsvinden, merkt het Hof op
dat het hier niet om belastingheffing gaat, maar om werknemersverzekeringen. De
Inspecteur heeft daarbij de noodzaak van een herkwalificatie niet nader
onderbouwd. Nu een concrete onderbouwing van zijn stelling ontbreek, volgt het Hof
de Inspecteur niet in zijn stelling.
Het eindoordeel van het Hof is daarmee dat de dga’s niet verplicht
zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Publicatiedatum: 06 september 2021
Deel dit nieuwsbericht