Fiscale aandachtspunten bij gemeenteraadsverkiezingen
Met de gemeenteraadsverkiezingen
op 14 tot en met 16 maart 2022 en de aanstaande installatie van de nieuwe
gemeenteraad is dit het moment om stil te staan bij een aantal fiscale
aandachtspunten die daarbij opkomen.
Ten eerste de vergoeding aan stembureauleden. Afhankelijk
van de hoogte van de vergoeding kan de vergoeding worden aangemerkt als een
vrijwilligersvergoeding. Deze kwalificatie hangt met name af van de tijdsbesteding
die tegenover de vergoeding staat. Als geen sprake is van een vrijwilligersvergoeding,
dan is de vergoeding sowieso belast. Als resultaat uit overige werkzaamheden dan
wel als loon. Vanaf 1 januari 2022 geldt voor betalingen die kwalificeren als
resultaat uit overige werkzaamheden een renseigneringsverplichting. Over de
renseigneringsverplichting hebben we meermalen bericht, waaronder hier.
De
arbeidsverhouding van een lid van de gemeenteraad met de gemeente kwalificeert
niet als een privaatrechtelijke dienstbetrekking noch als publiekrechtelijke
dienstbetrekking in de zin van artikel 2, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Dit betekent dat een raadslid fiscaal gezien geen
werknemer is en de gemeente geen loonheffing hoeft in te houden en geen premies
werknemersverzekeringen verschuldigd is. De vergoedingen die een raadslid
ontvangt, zijn fiscaal wel inkomsten waarover inkomstenbelasting en een inkomensafhankelijke bijdrage
Zorgverzekeringswet (bijdrage Zvw) moeten worden afgedragen, zij het dus door
het raadslid.
De vergoedingen die
een raadslid ontvangt, kwalificeren normaliter als resultaat uit overige
werkzaamheden. De gemeente heeft hiervoor een renseigneringsverplichting. Een
raadslid kan er voor kiezen om als pseudo werknemer te worden aangemerkt. Kiest
een raadslid voor het zijn van pseudo werknemer dan opteert hij als het ware
voor toepassing van de loonheffing. We spreken dan ook van opting-in.
Krachtens artikel 2g, eerste lid, onder b, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 juncto artikel
4, onderdeel f. Wet LB kunnen het raadslid en de gemeente door middel van een
gezamenlijke verklaring – vóór de eerste beoogde inhouding van loonbelasting –
aan de Inspecteur het verzoek doen om de arbeidsverhouding als dienstbetrekking
te beschouwen. Het opting-in verzoek moet wel aan de Belastingdienst worden
opgestuurd en de gemeente moet een ontvangstbevestiging hebben ontvangen, wil
opting-in kunnen worden toegepast.
De opting-in
regeling kan voor een raadslid grote financiële voordelen hebben. Het
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verplicht de gemeente
immers om bepaalde kostenvergoedingen aan raadsleden als eindheffingsloon aan
te wijzen. Dit betekent dat deze vergoedingen ten laste van de vrije ruimte
komen voor zover de gerichte vrijstellingen niet kunnen worden toegepast. Een
raadslid dat geopteerd heeft, krijgt deze vergoedingen daarmee netto. Is het
niet een gericht vrijgestelde vergoeding, dan komt deze vergoeding ten
laste van de vrije ruimte. Een raadslid dat niet heeft geopteerd ontvangt
dezelfde bedragen zij het bruto.
In de praktijk zien we dat veel raadsleden - waarschijnlijk
ingegeven door de grote financiële voordelen - de voorkeur geven aan de
opting-in regeling. Het is goed om de raadsleden die binnenkort worden benoemd
of herbenoemd te informeren over deze fiscale aspecten.
Wilt u meer informatie om de (nieuwe) raadsleden juist en
volledig te kunnen informeren over de fiscale aspecten of over de fiscale
kwalificatie van de vergoeding van stembureauleden? Neem dan gerust contact op met Antoine Roes. Antoine is
bereikbaar via telefoonnummer 06-30171793 of per e-mail antoine@zekerfiscaal.nl
Publicatiedatum: 14 maart 2022
Deel dit nieuwsbericht