Fiscale eenheid tussen schoonmaak-bv en onderwijsinstellingen toegestaan; geen misbruik van recht!

Fiscale eenheid tussen schoonmaak-bv en onderwijsinstellingen toegestaan; geen misbruik van recht!

Op 8 januari 2018 is een uitspraak van Rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) gepubliceerd, waaruit volgt dat een schoonmaak-bv en drie scholenstichtingen een fiscale eenheid vormen voor de btw. Er is hierbij geen sprake van misbruik van recht.

Feiten
Een fiscale eenheid bestaat uit Stichting X, Stichting Y en Stichting K. De ontvangsten van de fiscale eenheid bestaan voor ongeveer 99% uit vergoedingen van de rijksoverheid voor het door haar verstrekken van wettelijk geregeld basisonderwijs. Voor ongeveer 1% bestaan haar ontvangsten uit huurinkomsten, die zijn vrijgesteld van btw.
Stichting X (hierna: de stichting) biedt basisonderwijs aan en bestaat uit vijftien basisscholen in de gemeenten Barneveld, Woudenberg en Nijkerk. De stichting had oorspronkelijk schoonmaakpersoneel in dienst, waarop de onderwijs-cao van toepassing was. In verband met hoge kosten is zij op zoek gegaan naar een andere oplossing, waarbij de schoonmaak-cao van toepassing zou zijn. Ook was van belang dat zij in verband met de continuïteit en kwaliteit niet meer elke vier jaar van schoonmaakbedrijf hoefde te wisselen (als gevolg van verplichte Europese aanbestedingen). Die oplossing heeft de stichting gevonden door een aparte bv (A bv) op te richten die het schoonmaakpersoneel in dienst neemt en met L bv, die beschikt over schoonmaakexpertise, een overeenkomst aan te gaan voor alle werkzaamheden in verband met het uitvoeren van de schoonmaakwerkzaamheden, inclusief het organiseren van het personeel, het toezicht op de werkzaamheden en het regelen en betalen van alles wat betaald moet worden.
Tussen de stichting en A bv is een overeenkomst schoonmaakonderhoud gesloten waarin is vastgelegd dat A bv zorgdraagt voor het uitvoeren van het schoonmaakonderhoud in de scholen van de stichting.

In geschil is of A bv kan toetreden tot de fiscale eenheid. 

Oordeel rechtbank
Fiscale eenheid
Allereerst oordeelt de rechtbank dat de afwijzing van een verzoek tot wijziging of vorming van een fiscale eenheid een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking is.

Vervolgens oordeelt de rechtbank dat voor het uitbreiden van de fiscale eenheid met A bv moet zijn voldaan aan de drie verwevenheidseisen: financiële, organisatorische en economische verwevenheid. Aan de financiële verwevenheid is voldaan, omdat de stichting alle aandelen in A bv bezit. Ook al heeft de stichting het dagelijks bestuur over de schoonmaakwerkzaamheden volledig gedelegeerd aan L bv, de stichting heeft in financieel opzicht nog steeds de zeggenschap. Er is sprake van organisatorische verwevenheid, omdat de leiding van zowel de stichting als van A bv in handen ligt van dezelfde persoon, zodat sprake is van een gezamenlijke leiding. Het feit dat de dagelijkse leiding over de schoonmaakwerkzaamheden en alles wat daarbij hoort, wordt uitgevoerd door L bv, leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de zeggenschap en daarmee de organisatorische verwevenheid ontbreekt. Ook is voldaan aan de eis van economische verwevenheid, omdat de activiteiten van A bv in hoofdzaak ten behoeve van de stichting en de andere leden van de fiscale eenheid worden uitgeoefend. De rechtbank verwerpt de stelling van de inspecteur dat geen sprake is van economische verwevenheid, omdat de fiscale eenheid slechts voor 1% btw-ondernemer is en dat de schoonmaakprestaties van A bv zijn verricht aan het niet-economische gedeelte van de fiscale eenheid, namelijk het deel dat de onderwijsprestaties verricht (99%). De Wet op de omzetbelasting vereist naast de verwevenheid alleen dat alle onderdelen van de fiscale eenheid btw-ondernemer zijn. Er worden geen eisen gesteld aan de omvang van de ondernemersactiviteiten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat aan alle drie de eisen wordt voldaan en dat A bv kan worden opgenomen in de fiscale eenheid.

Misbruik van recht
De rechtbank wijst het beroep van de inspecteur op misbruik van recht af. Er is geen sprake van misbruik van recht, omdat niet is gebleken dat het wezenlijke doel van de handelingen uitsluitend erin bestond een belastingvoordeel te verkrijgen. De rechtbank acht het aannemelijk dat het btw-voordeel niet de enige of voornaamste reden is geweest om te kiezen voor de gehanteerde werkwijze. Voor de stichting was immers ook van belang dat het schoonmaakpersoneel niet onder de onderwijs-cao, maar onder de schoonmaak-cao zou vallen en dat de stichting niet langer verplicht was om Europese aanbestedingen te doen.

Belang voor de praktijk
Deze uitspraak is niet alleen relevant voor onderwijsinstellingen, maar ook andere instellingen die uitsluitend of voornamelijk btw-vrijgestelde activiteiten verrichten. Hierbij kan worden gedacht aan zorginstellingen. Mocht u meer hierover willen weten, neem dan gerust contact met ons op.

Publicatiedatum: 21 januari 2018


Deel dit nieuwsbericht