Fiscale regelgeving ter zake van huishoudelijk personeel mogelijk aangepast

Fiscale regelgeving ter zake van huishoudelijk personeel mogelijk aangepast

Krachtens artikel 5 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) wordt de arbeidsverhouding van degene die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat niet als dienstbetrekking beschouwd, mits hij de diensten doorgaans op minder dan vier dagen per week verricht. Deze vrijstelling van de inhoudingsplicht leidt ertoe dat de natuurlijke persoon geen loonheffing hoeft in te houden en hij geen premies werknemersverzekeringen is verschuldigd.

Naast schoonmakers vallen ook mensen die thuiszorg leveren via het persoonsgebonden budget, zoals alfahulpen, en gastouders aan huis onder deze vrijstelling. Onder ‘het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden’ wordt namelijk mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.

Hoewel huishoudelijk personeel arbeidsrechtelijk in dienstbetrekking staat, zijn hun rechten niet gelijk aan die van andere werknemers. Zij zijn immers niet verzekerd voor de sociale verzekeringen. De commissie Dienstverlening aan Huis concludeert dat het ongewenst is dat werknemers, (grotendeels) betaald uit publieke middelen, een mindere rechtspositie hebben dan andere werknemers. Het advies is daarom om de regeling niet meer voor deze publiek gefinancierde dienstverlening te laten gelden.

Het kabinet deelt de conclusie van de commissie dat een slechtere rechtspositie van huishoudelijk werkers onwenselijk is, zo blijkt uit een nieuwsbericht van 17 oktober 2014. Tegen deze achtergrond zal het kabinet zich primair richten op het voorkomen van oneigenlijke alfahulpconstructies. Aanpassing van artikel 5 van de Wet LB wordt onderzocht. Daarnaast start het kabinet een voorlichtingscampagne over de rechten en plichten bij huishoudelijk personeel.

Publicatiedatum: 19 oktober 2014


Deel dit nieuwsbericht