Geen 30% aftrek via inkomstenbelasting als werkgever loon niet als eindheffingsloon heeft aangewezen
Binnen de werkkostenregeling komt een aantal vergoedingen
en verstrekkingen in aanmerking voor een gerichte vrijstelling. Een van de gerichte
vijstellingen betreft de vergoeding voor extraterritoriale kosten in de zin van artikel 31a, tweede lid, onder e, Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Zo’n vergoeding kan op declaratiebasis worden verstrekt maar ook
via de zogeheten 30%-regeling. Een werkgever mag volgens deze regeling,
ongeacht de hoogte van de daadwerkelijke kosten, maximaal 30% van het loon van
de werknemer inclusief de vergoeding, aanwijzen als gericht vrijgestelde
vergoeding. Hiervoor gelden wel nadere voorwaarden, zoals een door de Belastingdienst
afgegeven beschikking als de werknemer naar Nederland is gekomen.
Wat nu als de werkgever de 30%-regeling niet meer
toepast? Kan de werknemer dan nog gebruik maken van een aftrek van 30% in de inkomstenbelasting?
Deze vragen zijn in het geding voor het Gerechtshof Amsterdam en waarvan de
uitspraak op 16 februari 2022 is gepubliceerd.
Het geding betreft een werkgever die de 30%-regeling toepast op het loon van de werknemer. Vanaf 18 januari 2017 wordt de werknemer echter vrijgesteld van werk en per 31 maart 2017 wordt zijn dienstbetrekking beëindigd. Op 29 maart 2017 ontvangt de werknemer vervolgens een fiscaal loon van bruto € 628.323, als nabetaling van een bonus die betrekking heeft op werkzaamheden die zijn verricht in 2016. Op deze nabetaling heeft de werkgever de 30%-regeling niet toegepast. De werknemer heeft zijn aangifte inkomstenbelasting over deze nabetaling echter wel verminderd met 30%. De inspecteur van de Belastingdienst accepteert deze aftrek niet en legt een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op.
Nadat de inspecteur door de Rechtbank Noord-Holland in
het gelijk is gesteld, dient de zaak voor het Gerechtshof Amsterdam. Het hof merkt
op dat de werkgever de gehele betaling van € 628.323 administratief heeft
aangemerkt als bruto loon zonder daarvan een vergoeding voor extraterritoriale
kosten af te splitsen. Hieruit concludeert het hof, gelijk de rechtbank heeft
geoordeeld, dat de loonbetaling van maart 2017 niet (gedeeltelijk) is
aangewezen als een gerichte vrijstelling als bedoeld in artikel 31a, tweede lid
onder e, Wet LB en ook niet als zodanig (op individueel administratief niveau) is
verwerkt in de loonadministratie. Hetgeen is opgenomen in belanghebbendes
arbeidsovereenkomst maakt deze conclusie niet anders. De daarin vervatte
afspraak dat 30% van de aldaar beschreven grondslag geldt als een vergoeding
voor extraterritoriale kosten leidt er immers niet toe dat moet worden
geoordeeld dat de loonbetaling van maart 2017 wel (gedeeltelijk) door de
werkgever als een gerichte vrijstelling is aangewezen en afgesplitst als
extraterritoriale kosten is geadministreerd.
Het aanwijzen als eindheffingsloon is een vereiste om de
werkkostenregeling kunnen toepassen. Aan dit vereiste is in casu dus niet
voldaan. Voor de beslechting van het geschil is daarmee niet meer relevant of
voldaan is aan de overige voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling.
Het hof gaat echter nog wel in op de looptijd van de 30%-regeling. De 30%-regeling kan alleen maar worden toegepast op loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. In artikel 10ec, eerste lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) is daarbij aangegeven dat de looptijd van de 30%-regeling ingekomen werknemers eindigt op de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak tewerkstelling is geëindigd. Het hof is van oordeel dat met ‘tewerkstelling’ in de zin van artikel 10ec, eerste lid UBLB wordt bedoeld: de feitelijke tewerkstelling op grond van een privaatrechtelijke dienstbetrekking en dat deze eindigt indien, vooruitlopend op de beëindiging van de privaatrechtelijke dienstbetrekking, de verplichting werkzaamheden te verrichten is geëindigd. Het hof leidt dit af uit het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2009. Het vorenstaande leidt ertoe dat de looptijd van de 30%-regeling voor belanghebbende eindigde op 28 februari 2017, aangezien hij met ingang van 18 januari 2017 geen feitelijke werkzaamheden meer heeft verricht in het kader van zijn dienstbetrekking. Het laatste tijdvak waarover de 30%-regeling toegepast kon worden, was daarmee februari 2017.
Publicatiedatum: 14 maart 2022
Deel dit nieuwsbericht