Geen btw-aftrek voor exploitatie sportpark wegens misbruik van recht

Geen btw-aftrek voor exploitatie sportpark wegens misbruik van recht

Op 24 oktober 2019 is een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland gepubliceerd met betrekking tot het antwoord op de vraag of sprake is van misbruik van recht bij de exploitatie van een sportpark.

Feiten
Eiseres, een stichting, houdt zich bezig met het bevorderen van de beoefening van sporten. Een stadsdeel stelt daartoe een sportpark ter beschikking aan de stichting. Het stadsdeel en de stichting sluiten in verband met het gebruik van het sportpark twee gebruikersovereenkomsten. De stichting sluit ook een gebruikersovereenkomst met de sportverenigingen die gebruik maken van de sportvelden.

Rechtbank

Ondernemerschap
Er is sprake van diensten onder bezwarende titel. Dat de stichting geen winstopslag in rekening brengt ter zake van de door haar gemaakte kosten voor de dienstverlening betekent niet dat geen sprake is van een activiteit in het economische verkeer. De stichting opereert zelfstandig ten opzichte van het stadsdeel en de sportverenigingen. Dat sprake is van schijnhandelingen en van kosten voor gemene rekening heeft verweerder (hierna: de inspecteur) niet aannemelijk gemaakt.

De stichting verricht dan ook zelfstandig economische activiteiten in het kader van de gebruikersovereenkomsten met de sportverenigingen.

Het gelegenheid geven tot sportbeoefening
De stichting doet meer dan het alleen passief verhuren van de onroerende zaken die zij via de gebruikersovereenkomsten ter beschikking stelt aan de sportverenigingen. De aanvullende diensten houden meer in dan het afwachtende, in stand houden van de onroerende zaken. Er is sprake van het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Dat de sportverenigingen onderhoud aan de voor de sport benodigde objecten zoals doelen in voorkomend geval laten verrichten door eigen vrijwilligers, leidt niet tot een andere conclusie.

Elke sportvereniging plaatst zelf de bestellingen van de sportmaterialen, betaalt de vergoeding daarvoor vooraf aan de stichting zodat zij daaruit de facturen van de leveranciers kan voldoen en de sportmaterialen worden afgeleverd bij de sportvereniging waarvoor ze bestemd zijn. Onder deze omstandigheden is de stichting voor de btw nog steeds de afnemer van de materialen. De facturen zijn namelijk op naam van de stichting gesteld en zijn door haar aan de leveranciers betaald. Ook als de sportmaterialen aan de sportverenigingen zouden zijn geleverd, geeft de stichting, gelet op de resterende dienstverlening, nog steeds gelegenheid tot sportbeoefening. Dat geldt ook als de huur- en verhuur van de douche- en kleedruimten vanwege het ontbreken van economische realiteit of om andere reden zou moeten worden genegeerd.

Misbruik van recht
Er is sprake van misbruik van recht. Doordat de stichting slechts 6% btw is verschuldigd over haar gebruikersvergoedingen, 21% btw op de kosten in aftrek kan brengen en slechts kostendekkende vergoedingen in rekening brengt, is geen sprake van belastinguitstel en een daarmee samenhangend financieringsvoordeel, maar van een definitieve vermindering van de belastingdruk.

De structuur heeft tot gevolg dat de stichting is ‘tussengeschoven’. Dit heeft tot btw-voordeel geleid. Dit enkele tussenschuiven komt de rechtbank geconstrueerd en gekunsteld voor.

De rechtbank acht aannemelijk dat de bedoeling van de invoering van de structuur het eerder genoemde belastingvoordeel is.

Het genieten van aftrek tegen het gewone tarief waartegenover afdracht over dezelfde vergoeding tegen ‘slechts’ het lage tarief, is op zich niet in strijd met de doelen van de bepalingen van de Btw-richtlijn met betrekking tot het aftrekrecht, het verlaagde tarief en de vrijstelling. De rechtbank acht echter de structuur een kunstmatige constructie waarbij geen andere bedoelingen aannemelijk zijn gemaakt dan die van het besparen van belasting. Het wezenlijke doel van de structuur is dus het belastingvoordeel. Dit voordeel is niet in overeenstemming met de doelen van die bepalingen. Immers, het lage tarief leidt op deze wijze tot concurrentieverstoring ten opzichte van andere sportclubs. Het genieten van aftrek op deze wijze is voorts in strijd met de met de aftrekregeling beoogde neutrale fiscale belasting van alle economische activiteiten. De structuur ontbeert ten slotte economische realiteit anders dan het beogen van belastingvoordeel, hetgeen in strijd is met de bedoeling van de vrijstelling.

Het totaal van de prestaties en handelingen tussen de stichting en de sportverenigingen in het kader van de gebruikersovereenkomsten is niet onder normale marktvoorwaarden verricht, maar met het uitsluitende doel om de door het Unierecht toegekende voordelen oneigenlijk te verkrijgen.

Artikel 37 Wet OB
De rechtbank acht gerechtvaardigd dat de inspecteur de voorwaarde van herstelfacturering stelt, omdat de stichting ter zitting heeft bevestigd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van de stichting ten opzichte van de sportverenigingen, hetgeen ook volgt uit de in de uitspraak genoemde gebruikersovereenkomst.

Boete
De boete wordt vernietigd wegens het pleitbaar standpunt van de stichting dat geen sprake is van misbruik van recht.

Belang voor de praktijk
De uitspraak heeft betrekking op btw-wetgeving die gold tot 1 januari 2019. Vanaf die datum is de btw-sportvrijstelling verruimd en kunnen organisaties zoals de stichting sportaccommodaties niet meer btw-belast exploiteren en zij de hieraan toerekenbare inkoop-btw ook niet meer in aftrek brengen. Sinds 1 januari 2019 kunnen organisaties zoals de stichting in aanmerking komen voor een subsidieregeling.

Hoewel de in deze uitspraak aan de orde zijnde btw-discussie betrekking heeft op oud btw-recht, lopen er nog veel soortgelijke procedures. De uitspraak van de rechtbank is dan ook relevant voor die procedures. Ons inziens gaat de rechtbank met haar oordeel dat sprake is van misbruik van recht uit van een onjuiste rechtsopvatting. Het lijkt erop dat de rechtbank de twee criteria van misbruik van recht ten onrechte door elkaar gebruikt. Wij hopen dan ook dat de stichting hoger beroep heeft ingesteld en zijn benieuwd naar de uitspraak van Hof Amsterdam.


Publicatiedatum: 10 november 2019


Deel dit nieuwsbericht