Geen gerichte vrijstelling voor gezonde lunchmaaltijden aan alle medewerkers

Geen gerichte vrijstelling voor gezonde lunchmaaltijden aan alle medewerkers

Krachtens artikel 31a, twee lid, onderdeel b, Wet LB geldt binnen de werkkostenregeling een gerichte vrijstelling voor een maaltijd met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter. Indien een maaltijd geen ‘meer dan bijkomstig zakelijk karakter’ heeft en het wordt verstrekt op de werkplek, dan geldt voor deze maaltijd een bijzondere waardering, te weten € 3,35 (2021). De rechtsgrondslag voor deze bijzonder waardering is artikel 3.8, onderdeel a, URLB 2011.

Op 7 juli 2021 is een uitspraak van Rechtbank Den Haag gepubliceerd in een zaak waarin de werkgever tijdens de lunch gezonde maaltijden aan zijn medewerkers verstrekte. De werkgever is van mening dat de verstrekking van de lunchmaaltijden als een Arbovoorziening kwalificeert en dientengevolge zou de gerichte vrijstelling van artikel 8.4a, eerste lid, onderdeel a, URLB 2011 van toepassing zijn.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de gerichte vrijstelling voor Arbovoorzieningen niet van toepassing is. De lunchmaaltijden kwalificeren niet als een voorziening die rechtstreeks voortvloeit uit het arbeidsomstandighedenbeleid dat de inhoudingsplichtige voert op grond van de Arbowet.

Als motivering van deze conclusie merkt de rechtbank onder meer op dat van een met de arbeid verbonden aspect als bedoeld in artikel 3 van de Arbowet bij een lunchmaaltijd geen sprake is, ook niet wanneer die tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de gezondheid van de werknemers. Voor de door werkgever voorgestane ruime uitleg van artikel 3 van de Arbowet, die erop neerkomt dat daarmee ook wordt gedoeld op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer in het algemeen, ziet de rechtbank gelet op de wettekst geen ruimte; uit die tekst volgt immers dat een verband is vereist tussen de veiligheid en de gezondheid van de werknemers enerzijds en de met de arbeid verbonden aspecten anderzijds. 

Hoewel wij de conclusie van de rechtbank kunnen onderschrijven, zijn wij het niet eens met de onderbouwing. Uit de wetsgeschiedenis volgt naar onze mening dat, anders dat de rechtbank stelt, niet vereist is dat er een verband bestaat tussen de veiligheid en de gezondheid van de werknemers enerzijds en de met de arbeid verbonden aspecten anderzijds.

In de wetsgeschiedenis is ter zake fitness als Arbovoorziening opgemerkt dat ‘Meer algemeen, als de werkgever risico’s ziet voor de gezondheid van zijn werknemers die hij met een gerichte fitnessprogramma in zijn Arbobeleidsplan wil wegnemen, dan is dat ook vrijgesteld.’ Zie bladzijde 6/24 van de brief van 30 oktober 2014 van de Staatsecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer. Voor een gerichte fitnessprogramma (buiten de werkplek) zouden we een voedingsprogramma kunnen lezen, zij het dat de verstrekking van gezonde lunchmaaltijden aan alle medewerkers te algemeen lijkt d.w.z. onvoldoende ‘gericht’. Anders zou het naar onze mening zijn met een voedingsprogramma voor een medewerker met bijvoorbeeld obesitas. Voor zo'n voedingsprogramma lijkt pleitbaar dat de gerichte vrijstelling voor een Arbovoorziening van toepassing is.

Publicatiedatum: 10 juli 2021


Deel dit nieuwsbericht