Geen herziening lage WW-premie in 2020 bij 30% meer verloonde uren

Met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans per 1 januari 2020 is ook de financiering van werkloosheidsuitkeringen gewijzigd. Vanaf 1 januari 2020 is er een premiedifferentiatie afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst. Voor een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd en een oproepcontract (nuluren contract, min-max-contract) betaalt de werkgever een hoge WW-premie (2020: 7,94%) en voor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd die schriftelijk is overeengekomen, een lage WW-premie (2020: 2,94%).

Eerder hebben we bericht dat het Kabinet besloten heeft dat werkgevers tot 1 juli 2020 de tijd hebben om ervoor te zorgen dat er schriftelijk bewijs is dat de werknemer met de arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd heeft ingestemd.

Op deze hoofdregel van wanneer de lage en hoge WW-premie van toepassing zijn, bestaan uitzonderingen. Naast deze uitzonderingen bestaat de mogelijkheid dat de lage WW-premie met terugwerkende kracht moet worden herzien in de hoge WW-premie. Hiervan kan in twee situaties sprake zijn:

1. De dienstbetrekking eindigt uiterlijk twee maanden na aanvang.
2. De werknemer krijgt binnen een kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond dan contractueel voor dat jaar is overeengekomen.

In een Kamerbrief van 22 april 2020 hebben minister Koolmees en staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat werkgevers de lage WW-premie niet hoeven te herzien over het kalenderjaar 2020 bij een 30%-herzieningssituatie. De motivering voor deze generieke uitzondering is dat extra overwerk als gevolg van de coronacrisis er niet toe mag leiden dat werkgevers met terugwerkende kracht alsnog de hoge premie moeten afdragen. Geen enkele werkgever hoeft dus over het jaar 2020 de WW-premie op grond van situatie 2 de lage WW-premie herzien. Per 1 januari 2021 zal de herzieningssituatie weer in werking treden.

Publicatiedatum: 27 april 2020