Geen uitzendbureau maar administratieve dienstverlener

Geen uitzendbureau maar administratieve dienstverlener

In een op 9 juli 2014 gepubliceerde uitspraak heeft Hof Den Haag in hoger beroep geoordeeld dat de werkzaamheden die een BV verricht niet aan te merken zijn als een uitzendbureau maar als een administratieve dienstverlener.

De betreffende BV verzorgt advies en administratie ten behoeve van het detacheren van onder meer zelfstandigen in met name de ict-sector. De BV is opgericht door een onderneming (X) dat zich onder meer bezighoudt met detachering van it-personeel en headhunting-activiteiten. Indien deze onderneming gebruik wil maken van de diensten van een consultant en zij de consultant niet op haar loonlijst wil of kan opnemen, stuurt zij de consultant door naar de BV. De BV regelt dan een aantal zaken met de consultant om de detachering goed te laten verlopen. De consultants worden daarbij pas betaald nadat de BV eerst zelf is betaald.

Het hof komt in navolging van Rechtbank Den Haag tot de conclusie dat de door de BV uitbetaalde bedragen niet zijn onderworpen aan loonheffingen. Argumenten voor deze conclusie zijn:

– de BV onderhoudt geen relaties met de inleners van de consultants en verkrijgt van hen geen opdrachten. De BV vervult in die zin geen rol in het bijeenbrengen van vraag en aanbod;

– de BV opereert niet op de markt van het uitzenden van personeel en drijft ook niet een als uitzendbureau kenbaar kantoor of winkel;

– hoewel de overeenkomsten met de consultants anders doet vermoeden, heeft de BV materieel geen economische relatie met hen. Het is X die de geschikte kandidaat werft en met hen het aantal te werken uren en het uurtarief afspreekt. De mogelijke marge tussen de door de door de inlener betaalde vergoedingen en de in totaal aan de consultants betaalde bedragen is voor X;

– de BV fungeert feitelijk alleen als administratieve dienstverlener tussen X en de consultants. X heeft de consultants niet geworven, heeft met hen geen uurtarief of inhoud en omvang van de werkzaamheden afgesproken en heeft aan de consultants in de praktijk kennelijk geen betalingsverplichting. Alle risico’s liggen bij de consultants, nu de BV jegens hen geen betalingsverplichting heeft, als X haar niet eerst betaalt. Het enige risico dat de BV loopt, ligt in het niet ontvangen van de met X afgesproken vergoeding van € 2 per door de consultant bij de inlener gewerkt uur. Een dergelijke vergoeding wijst vanwege haar omvang en vaste karakter evenmin erop dat de BV als uitzendwerkgever moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de door de BV met de consultants afgesloten contracten nogal zijn opgetuigd, doet hier niet aan af.

Wat opvalt is dat het hof als de rechtbank bij het motiveren van de uitspraak niet toekomen, dan wel ingaan op het feit dat de consultants in het bezit zijn van een VAR met de kwalificatie ‘winst uit onderneming’. Een aspect dat de kansen voor de inspecteur op een succesvol beroep op zijn zachts gezegd niet zou hebben vergroot.

Publicatiedatum: 14 juli 2014


Deel dit nieuwsbericht