Gemeente heeft recht op compensatie van btw ter zake van de aanleg van op- en afritten

Gemeente heeft recht op compensatie van btw ter zake van de aanleg van op- en afritten

Op 12 juni 2015 is een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden gepubliceerd inzake de gevolgen voor het btw-compensatiefonds van de aanleg van op- en afritten om nieuwbouwwijken te ontsluiten.

Feiten

Belanghebbende, een gemeente, en een andere gemeente hebben een gezamenlijk plan opgesteld om nieuwbouwwijken te ontsluiten. Op 21 december 2000 is de Raamovereenkomst ondertekend. Partijen daarbij waren de minister van Verkeer en Waterstaat, de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de provincies Gelderland en Utrecht en de gemeenten. In de overeenkomst is opgenomen dat de kosten van onder meer de toe- en afritten die de aansluiting op de A28 vormen worden gedragen door de gemeenten, met dien verstande dat de provincie Gelderland de mogelijkheid van een bijdrage zal onderzoeken. Op 14 november 2005 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de minister van Verkeer en Waterstaat en de gemeenten. Op 14 november 2005 hebben de gemeenten tevens een realisatieovereenkomst gesloten. In deze realisatieovereenkomst is opgenomen dat belanghebbende 50% van de projectkosten voor haar rekening neemt. De andere gemeente belast in dat verband de helft van de projectkosten door aan belanghebbende. Op 25 mei 2009 heeft de aannemer de op- en afritten opgeleverd aan de andere gemeente en op 27 mei 2009 zijn deze opengesteld voor het verkeer. Bij overeenkomst van 7 december 2010 heeft belanghebbende de bij haar in eigendom zijnde percelen grond waarop de op- en afritten zijn gelegen, verkocht aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Deze percelen grond zijn vervolgens bij notariƫle akte van 13 januari 2011 geleverd.

Geschil

In geschil is of belanghebbende, met betrekking tot de omzetbelasting over de kosten die de andere gemeente haar in het kalenderjaar 2008 in rekening heeft gebracht voor de aanleg van de op- en afritten, recht heeft op een bijdrage ten laste van het btw-compensatiefonds (hierna: het bcf).

Hof

Afnemer van de prestatie

Voor het antwoord op de vraag of belanghebbende de afnemer is van de aanleg van de op- en afritten moet worden aangesloten bij de Wet op de omzetbelasting. De afnemer moet worden vastgesteld aan de hand van de rechtsbetrekkingen.

Uit de vaststaande feiten, in het bijzonder de realisatieovereenkomst, en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, volgt naar het oordeel van het Hof dat tussen de gemeenten een rechtsbetrekking tot stand is gekomen op basis waarvan de onderhavige prestatie aan belanghebbende is verricht (de doorbelasting van de aanleg van de op- en afritten en betaling van de kosten daarvan). Belanghebbende is dan ook de afnemer van de aanleg van de op- en afritten.

Geen uitsluiting van compensatie

Naar het oordeel van het hof is de compensatie van de omzetbelasting op de kosten van de aanleg van de op- en afritten niet uitgesloten. De op- en afritten worden namelijk na de oplevering (mede) door inwoners van belanghebbende gebruikt teneinde de wijken te bereiken of over het grondgebied van belanghebbende te reizen.

Slot

De inspecteur wilde compensatie bij belanghebbende voorkomen, omdat de op- en afritten binnen twee jaar na oplevering zijn geleverd aan het Rijk. Uit de uitspraak volgt dat de gemeente recht heeft op compensatie ter zake van de aanleg van de op- en afritten. Aan de vraag of de gemeente een deel van de gecompenseerde omzetbelasting moet terugbetalen, komt het hof niet toe. Op basis van de toentertijd geldende bcf-herzieningsregels zou herziening (terugbetaling van een groot deel van de gecompenseerde omzetbelasting) niet mogelijk zijn geweest. Op basis van de sinds 9 januari 2010 geldende wetgeving is herziening wel mogelijk, omdat het sindsdien niet meer uitmaakt of onroerende zaken als ondernemer worden geleverd of niet.

Publicatiedatum: 15 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht