Gerechtshof legt vraag voor aan Hof van Justitie met betrekking tot lid Raad van Commissarissen en btw

Gerechtshof legt vraag voor aan Hof van Justitie met betrekking tot lid Raad van Commissarissen en btw

Eerder hebben wij u bericht over de op 22 juni 2018 gepubliceerde uitspraak waarin Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: gerechtshof) heeft geoordeeld, dat het de vraag of een lid van de Raad van Commissarissen van een stichting, die voor zijn arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden in een ondergeschikte positie verkeert ten opzichte van deze Raad, maar niet in een ondergeschikte positie verkeert ten opzichte van de Raad of de stichting zijn economische activiteiten zelfstandig verricht, voorlegt aan het Hof van Justitie.

Belang voor de praktijk
Het is afwachten wat het Hof van Justitie gaat beslissen. Het antwoord op de onderhavige vraag is met name relevant voor instellingen die de aan hen in rekening gebrachte btw door commissarissen of soortgelijke functionarissen (leden van raden van toezicht) niet (volledig) in aftrek kunnen brengen, zoals zorginstellingen of onderwijsinstellingen.

Als het Hof van Justitie oordeelt dat het lid van de RvC van de stichting kwalificeert als btw-ondernemer, lopen leden van raden van commissarissen en raden van toezicht het risico op naheffingsaanslagen, als zij voor hun werkzaamheden nog geen btw berekenen en op basis van de kleineondernemersregeling hier niet van kunnen afzien. De commissaris of een soortgelijke functionaris die op jaarbasis voor alle ondernemingsactiviteiten niet meer dan € 1.345 aan btw is verschuldigd (na aftrek van inkoop-btw), kan bij de Belastingdienst een verzoek indienen voor ontheffing van administratieve verplichtingen. Indien btw moet worden berekend, adviseren wij commissarissen en soortgelijke functionarissen om zich als btw-ondernemer te melden bij de Belastingdienst, btw in rekening te brengen, btw-aangiften te doen, de btw te betalen en vervolgens hiertegen bezwaar te maken.

Publicatiedatum: 09 juli 2018


Deel dit nieuwsbericht