Geschenken met Sinterklaas en Kerst zijn geen loon

Geschenken met Sinterklaas en Kerst zijn geen loon

Op 2 juni 2015 heeft Rechtbank Gelderland een uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag loonheffingen die was opgelegd aan een schildersbedrijf naar aanleiding van een boekenonderzoek. In geschil was onder meer de naheffing met betrekking tot de geschenken die ter gelegenheid van feestdagen waren verstrekt en de toepassing van de afdrachtsvermindering onderwijs. Deze uitspraak bevat enkele voor de praktijk belangrijke conclusies op deze onderwerpen.

 

Kleine geschenken

De inhoudingsplichtige had in december aan zijn werknemers ter gelegenheid van Sinterklaas en Kerst een chocoladeletter en een banketstaaf aangeboden met een gezamenlijke waarde van circa € 11. De inhoudingsplichtige stelt dat deze verstrekkingen geen loon zijn en beroept zich daarbij op de regeling voor kleine geschenken, zoals opgenomen in paragraaf 4.9 van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2011, nr. BLKB2011/618M. De rechtbank is het niet met de Belastingdienst eens dat deze regeling alleen zou gelden voor werkgevers die de werkkostenregeling toepassen. Aan de omstandigheid dat deze regeling is opgenomen in een paragraaf over de werkkostenregeling volgens de rechtbank geen argument worden ontleend.

 

Wat de rechter niet bespreekt, is wat onder ‘persoonlijke attenties’ moet worden verstaan. De Belastingdienst wil dit begrip doorgaans uitleggen als attenties bij persoonlijke aangelegenheden, zoals verjaardag, huwelijk, geboorte van kind. Op basis van deze uitspraak van Rechtbank Gelderland lijkt het pleitbaar om te stellen dat ook kleine geschenken aan alle werknemers bij Sinterklaas en Kerst onder deze definitie valt en daarmee niet hoeven te worden belast.

 

Ondertekening praktijkovereenkomst

In het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) die werknemers hebben gevolgd, heeft de inhoudingsplichtige de afdrachtvermindering onderwijs geclaimd. De daarvoor vereiste praktijkovereenkomst is echter niet ondertekend door de directeur van het leerbedrijf (lees: de inhoudingsplichtige) noch door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

 

Ondanks deze formele gebreken ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om de afdrachtvermindering onderwijs niet te mogen toepassen. Aan het ontbreken van een handtekening van de werkgever (tevens leerbedrijf) moet minder belang worden gehecht, omdat mag worden aangenomen dat er in ieder geval sprake is geweest van mondelinge instemming door de werkgever met de voorwaarden als vermeld in de praktijkovereenkomst. Ook het ontbreken van een handtekening van het Kenniscentrum acht de rechtbank in casu van minder belang. Deze handtekening dient ter bevestiging van de erkenning van eiseres als leerbedrijf. Nu de Belastingdienst met betrekking tot andere werknemers wel afdrachtsvermindering heeft verleend, moet ervan worden uitgegaan dat de werkgever als leerbedrijf voor schilders is erkend. Daarnaast vermeldde het Handboek Loonheffingen dat de werkgever de afdrachtvermindering ook mag toepassen als deze nog niet beschikt over een kopie van de genoemde leer-werkovereenkomst, maar wel beschikt over een verklaring van het ROC waaruit blijkt dat de werknemer de BBL volgt. Dat laatste is hier het geval. Het handboek vermeldde niet wanneer die verklaring van het landelijk orgaan dan wel tot de administratie moet behoren. Volgens de rechtbank brengt een redelijke uitvoering van de wetgeving mee dat de Belastingdienst in dat geval de werkgever alsnog in de gelegenheid stelt een ondertekende verklaring van het Kenniscentrum te verkrijgen en over te leggen. De rechtbank komt in deze zaak tot de conclusie dat -alle omstandigheden in aanmerking genomen en mede gelet op de lange periode die sinds de opleiding van de betreffende werknemer is verstreken – aan de formele gebreken voorbij moet worden gegaan.

Publicatiedatum: 10 juni 2015


Deel dit nieuwsbericht