Hof: Beschikking btw-fiscale eenheid biedt geen rechtszekerheid dat ook sprake is van btw-fiscale eenheid!

Hof: Beschikking btw-fiscale eenheid biedt geen rechtszekerheid dat ook sprake is van btw-fiscale eenheid!

Op 15 augustus 2019 is een uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof) van 24 mei 2019 gepubliceerd met vragen rondom een btw-fiscale eenheid tussen een ziekenhuis en een besloten vennootschap.

Feiten
Een ziekenhuis houdt 100% van de aandelen en de bijbehorende stemrechten in C BV. C BV houdt 51% van de aandelen en de bijbehorende stemrechten in belanghebbende (hierna: X BV). De overige 49% van de aandelen en de bijbehorende stemrechten worden gehouden door A BV. X BV verrichtte facilitaire diensten aan het ziekenhuis. Haar enig bestuurder was persoon A. Persoon A was in het onderhavige tijdvak tevens, als Manager Service-eenheid Facilitair bedrijf, in dienstbetrekking werkzaam bij het ziekenhuis. X BV en het ziekenhuis hebben de inspecteur verzocht om met ingang van ergens in 2007 te worden aangemerkt als een fiscale eenheid voor de btw. De inspecteur is bij beschikking van 21 februari 2008 aan dit verzoek tegemoetgekomen.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
I. Kan X BV aan de beschikking de zekerheid dan wel het vertrouwen ontlenen dat zij tot een fiscale eenheid behoorde met het ziekenhuis?
II. Indien vraag I ontkennend wordt beantwoord: Vormen X BV en het ziekenhuis in het onderhavige jaar een fiscale eenheid voor de btw?
III. Indien de vragen I en II ontkennend worden beantwoord: Is de heffing van btw op de door X BV aan het ziekenhuis verrichte diensten verlegd naar het ziekenhuis?

Gerechtshof
I. Kan X BV aan de beschikking de zekerheid dan wel het vertrouwen ontlenen dat zij tot een fiscale eenheid behoorde met het ziekenhuis?
Het gerechtshof is op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad en wetsgeschiedenis van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Indien uit de wetsgeschiedenis al iets anders zou kunnen worden afgeleid dan wordt dit overruled door Europese wetgeving (Unierecht).

II. Indien vraag I ontkennend wordt beantwoord: Vormen X BV en het ziekenhuis in het onderhavige jaar een fiscale eenheid voor de btw?
Er is niet gesteld en ook niet gebleken dat het ziekenhuis en A BV onder een gezamenlijke, althans als een eenheid functionerende, leiding stonden, terwijl uit de overeenkomsten volgt dat beide wederzijdse, maar ook tegengestelde, belangen hadden. Daardoor is geen sprake van organisatorische verwevenheid. Hierdoor kunnen het ziekenhuis en X BV geen fiscale eenheid vormen voor de btw. Ook de tweede vraag moet daardoor ontkennend worden beantwoord.

III. Indien de vragen I en II ontkennend worden beantwoord: Is de heffing van btw op de door X BV aan het ziekenhuis verrichte diensten verlegd naar het ziekenhuis?

X BV heeft niet aannemelijk gemaakt, dat de door X BV aan het ziekenhuis verrichte prestaties uitsluitend betrekking hebben op onroerende zaken of dat de door X BV aan het ziekenhuis verrichte prestaties moeten worden aangemerkt als één dienst, die als kenmerkend hoofdelement heeft dat sprake is van een werk van stoffelijke aard dat betrekking heeft op onroerende zaken.

Verder heeft X BV niet aannemelijk gemaakt, dat het ziekenhuis in de normale uitoefening van haar bedrijf prestaties (zelf) verricht zoals X BV die verricht voor het ziekenhuis. Doel en resultaat van de oprichting van X BV en de overeenkomsten was nu juist, dat het ziekenhuis prestaties, zoals verricht door X BV aan het ziekenhuis, niet (meer) zelf zou verrichten.

Belang voor de praktijk
Door deze uitspraak is de mate van rechtszekerheid van een beschikking btw-fiscale eenheid van de Belastingdienst een stuk minder, althans voor wat betreft het zijn van een btw-fiscale eenheid. Wij verwachten dat tegen deze uitspraak beroep in cassatie wordt ingesteld. Het is dan ook wachten op een eindoordeel van de Hoge Raad.


Publicatiedatum: 23 augustus 2019


Deel dit nieuwsbericht