Hof van Justitie acht 150 km-grens in 30% niet in strijd met EU-recht

Hof van Justitie acht 150 km-grens in 30% niet in strijd met EU-recht

Het Europese Hof van Justitie heeft op 24 februari 2015 uitspraak gedaan over de 150 km-grens die sinds 1 januari 2012 is opgenomen in de 30%-regeling. Sinds 1 januari 2012 staat de 30%-regeling alleen open voor de ingekomen werknemer die in de 24 maanden voorafgaande aan de tewerkstelling in Nederland meer dan twee derde van die periode (16 maanden) op meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. De wetgever had deze arbitraire grens getrokken in de veronderstelling dat werknemers die binnen een straal van 150 km van de grens wonen lagere, of geen extraterritoriale kosten hebben, aangezien zij dagelijks op en neer kunnen reizen naar hun werkplek.

 

Tegenstanders van deze aanscherping van de voorwaarden van de 30%-regeling stelden zich op het standpunt dat de gehanteerde 150 km-grens onverenigbaar is met het Europese vrije verkeer van werknemers.

 

Het Hof heeft nu geoordeeld dat discriminatie tussen inwoners en niet-inwoners binnen de EU maar ook tussen inwoners van verschillende lidstaten onderling zonder rechtvaardiging, niet is geoorloofd. Toch oordeelt het Hof, op grond van de doelstelling van de 30%-regeling, dat geen sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen werknemers die voorafgaande aan hun tewerkstelling binnen de 150 km-grens woonden enerzijds, en werknemers die daarbuiten woonden anderzijds. De doelstelling van de 30%-regeling bestaat er volgens het Hof in dat de extra kosten voor levensonderhoud op eenvoudige en forfaitaire wijze kunnen worden vastgesteld. Naar de mening van het Hof zijn de kosten voor personen die binnen de 150 km-grens wonen doorgaans lager, en bestaan er voldoende andere mogelijkheden om die kosten vergoed te krijgen. Het laatste is mogelijk mits zij passende bewijsstukken overleggen.

 

Van strijd met het EU-recht zou volgens het Hof wel sprake zijn indien toepassing van de 30%-regeling leidt tot een systematische overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. Het is nu aan de Hoge Raad om daarover te oordelen. De verwijzende rechter moet nu dus onderzoeken of de limieten van de 30%-regeling zodanig zijn vastgesteld dat deze vrijstelling systematisch leidt tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten.

Publicatiedatum: 26 februari 2015


Deel dit nieuwsbericht