Hof van Justitie: btw-sportvrijstelling heeft geen rechtstreekse werking

Hof van Justitie: btw-sportvrijstelling heeft geen rechtstreekse werking

Op 10 december 2020 heeft het Hof van Justitie (hierna: HvJ) geoordeeld, dat de btw-sportvrijstelling in de Btw-richtlijn geen rechtstreekse werking heeft. Dat betekent dat een instelling zonder winstoogmerk zich voor de nationale rechterlijke instanties niet rechtstreeks kan beroepen op de btw-sportvrijstelling.

Feiten

Golfclub Schloss Igling eV (hierna: de golfclub) is een vereniging die tot doel heeft de instandhouding en de bevordering van de beoefening van de golfsport. Daartoe exploiteert zij een golfterrein en daarbij horende installaties, die zij verhuurt aan Golfplatz-Y-Betriebs-GmbH (hierna: Golfplatz). De middelen van de golfclub mogen alleen worden gebruikt voor de doelen die zijn vastgesteld in de statuten, welke bepalen dat het vermogen van de vereniging in geval van vrijwillige of gedwongen ontbinding wordt overgedragen aan een door de algemene vergadering aangewezen persoon of instelling.

In januari 2011 wordt Golfplatz overgenomen door de golfclub. In 2011 ontvangt de golfclub inkomsten met de volgende activiteiten: het gebruik van het golfterrein, de verhuur van golfballen, de verhuur van golfkarren, de verkoop van golfclubs en het organiseren en houden van golftoernooien en –evenementen waarvoor de golfclub inschrijvingsgeld heeft ontvangen. Volgens de Duitse belastingdienst heeft de golfclub geen recht op toepassing van de btw-sportvrijstelling, omdat zij niet uitsluitend een doel zonder winstoogmerk nastreeft.

Oordeel HvJ

Naar het oordeel van het HvJ heeft de btw-sportvrijstelling in de Btw-richtlijn geen rechtstreekse werking. Als volgens de wetgeving van een lidstaat ter omzetting van deze bepaling slechts een beperkt aantal diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding zijn vrijgesteld van btw, kan een instelling zonder winstoogmerk zich voor de nationale rechterlijke instanties niet rechtstreeks op deze bepaling beroepen om btw-vrijstelling te verkrijgen voor andere diensten welke nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding waarvoor in de nationale wetgeving geen btw-vrijstelling geldt.

Daarnaast oordeelt het HvJ dat een kwalificatie als ‘instelling zonder winstoogmerk’ in de zin van de btw-sportvrijstelling in de Btw-richtlijn enkel mogelijk is voor een instelling waarvan het vermogen permanent is bestemd voor de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel. Een dergelijke instelling mag bij ontbinding de door haar behaalde winst die groter is dan het door haar leden gestorte aandelenkapitaal en de marktwaarde van hun inbreng in natura niet aan die leden uitkeren.

Publicatiedatum: 22 december 2020


Deel dit nieuwsbericht