Hoge Raad verwijst zaak rond aftrek van btw bij (schijn)leveringen van auto’s opnieuw terug naar het gerechtshof

Hoge Raad verwijst zaak rond aftrek van btw bij (schijn)leveringen van auto’s opnieuw terug naar het gerechtshof

Op 2 juni 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waaruit volgt dat het verwijzingshof onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang, die heeft geleid tot het oordeel dat een fiscale eenheid geen recht heeft op aftrek van de op facturen vermelde btw. De zaak wordt daarom voor de tweede keer verwezen.

Feiten
Een fiscale eenheid bestaat uit twee bv’s waarvan één, X B.V. (hierna: X) een autobedrijf exploiteerde. De fiscale eenheid heeft in de periode 20 januari 2009 tot en met 7 december 2010 in haar btw-aangiften in aftrek gebracht, de btw die was vermeld op in de administratie van X opgenomen facturen die waren uitgereikt door B. Volgens de omschrijving op de facturen betroffen deze de leveringen van op de facturen omschreven auto’s door B aan X. Verder zijn met betrekking tot de auto’s in de administratie van X kopieën van facturen aan derden opgenomen, waarop btw is vermeld. De fiscale eenheid heeft deze btw telkens op aangifte voldaan. 
Naar aanleiding van de uitkomsten van een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD heeft de inspecteur het standpunt ingenomen, dat de auto’s niet aan X zijn geleverd zodat de facturen geen transacties betreffen die werkelijk hebben plaatsgevonden. Hij heeft tevens het standpunt ingenomen dat X wist of had moeten weten dat zij deelnam aan transacties die onderdeel zijn van btw-fraude, zodat de fiscale eenheid ook om die reden geen recht heeft op aftrek van btw. Daarom is aan de fiscale eenheid een naheffingsaanslag opgelegd.

Hoge Raad
Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het verwijzingshof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang die heeft geleid tot het oordeel, dat de fiscale eenheid geen recht heeft op aftrek van de op de facturen vermelde btw. Als het verwijzingshof aan de facturen is voorbijgegaan vanwege misbruik, was het essentieel geweest om vast te stellen dat het wezenlijke doel van de constructie enkel is geweest een fiscaal voordeel te verkrijgen. In zoverre is het oordeel niet goed gemotiveerd. Indien het verwijzingshof echter van oordeel was dat de facturen niet waarheidsgetrouw zijn opgesteld en dat er dus geen leveringen zijn, getuigt dit van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het leveringsbegrip dan wel is ook dat oordeel niet naar behoren gemotiveerd. Het verwijzingshof had moeten vaststellen of de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat B jegens X geen overdrachtshandeling heeft verricht die X in staat stelde (op enig moment) als eigenaar over de auto’s te beschikken. Nu de motivering ontbreekt, is niet begrijpelijk op grond waarvan het verwijzingshof tot de vaststelling is gekomen dat X op geen enkel moment juridisch of feitelijk over de auto’s kon beschikken. 
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam en verwijst de zaak voor de tweede keer. Nu naar Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Publicatiedatum: 27 juni 2017


Deel dit nieuwsbericht