Hoge Raad wijst twee arresten over van welk land de socialezekerheidswetgeving van toepassing is

Hoge Raad wijst twee arresten over van welk land de socialezekerheidswetgeving van toepassing is

Op 19 januari 2018 heeft de Hoge Raad twee arresten gewezen waarbij in geschil was van welk land de socialezekerheidswetgeving van toepassing is.

Periode onbetaald verlof
In de eerste zaak woonde de belanghebbende in Nederland en nam ze in overleg met haar werkgever onbetaald verlof op om in Oostenrijk als skilerares in loondienst te gaan werken. Hoewel deze zaak onder de oude Verordening 1408/71 valt, is het ook relevant voor de huidige Verordening 883/2004.

De vraag waar het in deze zaak om ging, was hoe onbetaald verlof gekwalificeerd moet worden onder de verordening? Vervolgens rijst de vraag hoe om te gaan met werken in een andere lidstaat gedurende het verlof?

Gedurende de periode van onbetaald verlof behield de werknemer in Nederland de hoedanigheid van ‘werknemer’ in de zin van de socialezekerheidswetgeving. Zij bleef tijdens die periode namelijk in privaatrechtelijke dienstbetrekking staan tot de Nederlandse werkgever, en behield als gevolg daarvan de hoedanigheid van ‘werknemer’ – en daarmee verzekerde – in de zin van artikel 3, lid 1, van de Werkloosheidswet. Opmerking verdient dat het voldoende is dat belanghebbende voor ten minste één tak van sociale zekerheid de hoedanigheid van ‘werknemer’ heeft behouden. Niet van belang is dat de Werkloosheidswet, op grond waarvan belanghebbende die hoedanigheid behield, in een werknemersverzekering voorziet, terwijl het in dit geding ging om (premieheffing voor de) volksverzekeringen.

Doordat belanghebbende geacht wordt te blijven werken in Nederland tijdens het verlof, is er sprake zijn van werken in twee lidstaten wanneer belanghebbende ook in Oostenrijk heeft gewerkt. Dat is het geval als de in Oostenrijk verrichte werkzaamheden gewoonlijk worden uitgeoefend en van betekenis zijn. Volgens de Hoge Raad laten de omvang en de duur van de werkzaamheden van de dienstbetrekking in Oostenrijk tijdens het onbetaald verlof geen ander oordeel toe dan dat belanghebbende die werkzaamheden aldaar gewoonlijk uitoefende en dat zij van betekenis zijn. Kortom, er is twee lidstaten tegelijkertijd gewerkt.

De Hoge Raad komt dientengevolge tot het oordeel dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is.

Thuiswerken
In de tweede zaak ging het om een inwoner van België die in Nederland voor een Nederlandse werkgever werkte, behoudens 6,5% van de tijd. Gedurende die tijd werkte hij thuis in België.

De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende niet moet worden beschouwd als een persoon die werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van twee lidstaten pleegt uit te oefenen in de zin van de Verordening nr. 1408/71. Over het geringe aantal arbeidsuren dat in België is gewerkt, is vooraf geen overleg gepleegd met de Nederlandse werkgever. Volgens de Hoge Raad moet belanghebbende voor de toepassing van de verordening worden aangemerkt als een persoon die werkzaamheden in loondienst verricht op het grondgebied van één lidstaat, Nederland, zodat uitsluitend de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is.

Publicatiedatum: 21 januari 2018


Deel dit nieuwsbericht