Hogere aftrek van btw op gemengde kosten voor onderwijsinstellingen

Hogere aftrek van btw op gemengde kosten voor onderwijsinstellingen

Op 12 november 2014 is een voor onderwijsinstellingen belangrijke uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland gepubliceerd.

Feiten

Eiseres is een instelling voor hoger onderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Naast het verschaffen van – wettelijk geregeld – onderwijs en contractonderwijs, verricht eiseres nog diverse activiteiten die samenhangen met het onderwijs. Voorbeelden zijn het verrichten van onderzoek, de exploitatie van een kantine, het verzorgen van kopieerwerk en het verhuren van ruimten. Eiseres financiert haar activiteiten vanuit diverse inkomstenbronnen.

In geschil is het antwoord op de vraag in hoeverre de btw op de gemengde kosten (ook wel algemene kosten genoemd) aftrekbaar is. Gemengde kosten zijn kosten die zowel toerekenbaar zijn aan belaste prestaties en niet-belaste prestaties.

Aftrek van btw op gemengde kosten

De aftrek van btw op gemengde kosten wordt bepaald aan de hand van de zogenoemde pro rata. Dat is de verhouding tussen de belaste omzet en de totale omzet. Onze ervaring is dat de belastingdienst zich op het standpunt stelt dat onderwijs is aan te merken als niet-economische activiteiten. Indien onderwijs inderdaad zou zijn aan te merken als niet-economische activiteiten, dan moet de aftrek van btw op gemengde kosten worden bepaald aan de hand van een pre pro rata. Een pre pro rata is de verhouding tussen de inkomsten toerekenbaar aan niet economische activiteiten en de totale inkomsten (inkomsten uit niet-economische activiteiten en inkomsten uit economische activiteiten). Overigens leidt een pre pro rata gevolgd door een pro rata tot dezelfde aftrek van btw op gemengde kosten als het gelijk toepassen van een pro rata, afrondingsverschillen buiten beschouwing gelaten.  

Rechtbank

Tussen partijen is niet in geschil dat de rijksbijdragen en overige subsidies die eiseres ontvangt niet zijn aan te merken als een btw-vergoeding, omdat van overheidszijde geen sprake is van verbruik. De rechtbank acht dat standpunt, mede gelet op een arrest van de Hoge Raad, juist.

De rechtbank komt verder tot de conclusie dat het van de studenten ontvangen collegegeld de vergoeding is voor het door eiseres verrichte onderwijs. Er bestaat dan ook geen ruimte voor het toepassen van een hiervoor genoemde pre pro rata. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder (de inspecteur) niet aannemelijk heeft gemaakt dat aftrek op basis van financieringsbronnen een nauwkeuriger beeld geeft van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten.

Belang voor de praktijk

Het betreft een opmerkelijke uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is het namelijk met partijen eens dat de rijksbijdragen en overige subsidies die eiseres ontvangt niet zijn aan te merken als een btw-vergoeding. 

Doordat de rijksbijdragen en overige subsidies die eiseres ontvangt niet zijn aan te merken als een btw-vergoeding en het collegegeld voor het onderwijs wel, valt de pro rata hoger uit. Alleen het collegegeld hoeft immers als btw-vrijgestelde omzet te worden opgenomen in de noemer van de pro rata. De noemer van de pro rata is hierdoor namelijk een stuk lager terwijl de teller hetzelfde blijft waardoor de aftrek van de btw op de gemengde kosten hoger uitvalt.

De verwachting is dat de belastingdienst hoger beroep zal instellen tegen deze uitspraak. Voor onderwijsinstellingen is van belang om tijdig bezwaar te maken tegen de op aangifte voldane btw resp. de teruggaafbeschikking, in afwachting van de onherroepelijke uitkomst van deze procedure.

Publicatiedatum: 14 november 2014


Deel dit nieuwsbericht