In een lidstaat verhuurd onroerend goed is geen vaste inrichting wanneer personeel ontbreekt om verhuurdienst te verrichten

In een lidstaat verhuurd onroerend goed is geen vaste inrichting wanneer personeel ontbreekt om verhuurdienst te verrichten

Op 3 juni 2021 heeft het Hof van Justitie (hierna: HvJ) een arrest gewezen over het begrip vaste inrichting. 

Feiten
Titanium Ltd (hierna: Titanium) is gevestigd op Jersey en is actief in de sectoren onroerend goed, vermogensbeheer en wonen en huisvesting. In 2009 en 2010 verhuurde zij, via een Oostenrijkse vastgoedbeheerder als tussenpersoon, onroerend goed in Wenen aan twee Oostenrijkse ondernemers. Volgens de Oostenrijkse belastingdienst beschikt Titanium met het verhuurde onroerend goed over een vaste inrichting in Oostenrijk en is zij btw verschuldigd over de verhuur.
 

Oordeel HvJ
Naar het oordeel van het HvJ vormt een in een lidstaat verhuurd onroerend goed geen vaste inrichting wanneer de eigenaar van dat onroerend goed niet over eigen personeel beschikt om de dienst verband met de verhuur te verrichten. Het HvJ verwijst hierbij naar jurisprudentie waaruit volgt, dat voor een vaste inrichting er sprake moet zijn van een voldoende mate van duurzaamheid en een  – wat personeel en technisch materieel betreft – geschikte structuur om een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten mogelijk te maken. Een structuur die niet over eigen personeel beschikt, kan niet onder het begrip vaste inrichting vallen

Publicatiedatum: 08 juni 2021


Deel dit nieuwsbericht