In geval van fraude geen aftrek van btw

In geval van fraude geen aftrek van btw

Het Hof van Justitie (hierna; HvJ) heeft op 13 februari 2014 arrest gewezen in een Bulgaarse zaak omtrent aftrek en btw-fraude.

Het HvJ heeft geoordeeld dat een belastingplichtige onder de volgende omstandigheden geen recht heeft op aftrek van btw die is vermeld op door een dienstverrichter uitgereikte facturen: de dienst is weliswaar verricht, maar niet daadwerkelijk door de dienstverrichter of zijn onderaannemer verricht, met name omdat laatste twee genoemden niet beschikten over het personeel, de materiƫle middelen en de activa die daarvoor noodzakelijk zijn, de kosten van hun dienstverrichting niet in hun boekhouding zijn gerechtvaardigd of de identiteit van de personen die bepaalde documenten hebben getekend als dienstverrichter, onjuist is gebleken. Voor het niet toestaan van de btw-aftrek is wel vereist dat de hiervoor vermelde feiten frauduleus gedrag vormen, en op basis van de door de belastingautoriteiten verstrekte objectieve gegevens vaststaat, dat de belastingplichtige wist, of had moeten weten, dat de handeling waarvoor aanspraak op het recht van aftrek wordt gemaakt, onderdeel was van die fraude. De verwijzende Bulgaarse rechter moet nagaan of aan deze twee cumulatieve voorwaarden, om de btw-aftrek te mogen weigeren, is voldaan. Het nationale recht moet daarbij zoveel mogelijk richtlijnconform worden uitgelegd.

Verder brengt het HvJ in herinnering dat het vaste jurisprudentie is dat dwingende regels van het Unierecht (waaronder de btw-richtlijn) ambtshalve moet worden toegepast, voor zover de nationale rechter verplicht of bevoegd is om nationaal recht ambtshalve toe te passen, tenzij hiermee buiten de rechtsstrijd van partijen zou worden getreden (ultra petita). In Nederland hebben feitenrechters (rechtbanken en gerechtshoven) en de Hoge Raad de mogelijkheid om rechtsgronden ambtshalve toe te passen. Voor feitenrechters is dit geregeld in artikel 8:69, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de Hoge Raad is dit geregeld in artikel 29e, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Feitenrechters en de Hoge Raad zijn dus verplicht om dwingende regels van de btw-richtlijn (bepalingen die inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn) ambtshalve toe te passen, voor zover daarmee niet buiten de rechtsstrijd van partijen wordt getreden.

Zeker Fiscaal beschikt over veel kennis en ervaring op het gebied van procederen in belastingzaken. Indien u naar aanleiding van het vorenstaande of anderszins nog vragen heeft over formeelrechtelijke aspecten of procesregels op het gebied van belastingrecht, neemt u dan gerust contact op met Micha Soltysik via 0487-51 02 89 of via 06-22 96 03 19.

Publicatiedatum: 17 februari 2014


Deel dit nieuwsbericht