Instelling was inhoudingsplichtig voor cabaretvoorstelling

Instelling was inhoudingsplichtig voor cabaretvoorstelling

Wanneer een artiest wordt ingehuurd om op te treden en daarvoor wordt een beloning (gage) verstrekt, dan moet op basis van de zogeheten artiestenregeling van artikel 5a Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) loonbelasting worden ingehouden en premies werknemersverzekeringen worden afgedragen. De aard en het karakter van de prestatie is bepalend voor de kwalificatie van het optreden als artiest. Ook wanneer de vergoeding wordt uitbetaald aan een amateur artiest, moet de artiestenregeling worden toegepast.

Tot aan de invoering van de Wet DBA per 1 mei 2016 hoefde er geen loonbelasting en premies werknemersverzekeringen te worden afgedragen als de artiest beschikte over een VAR-wuo of VAR-dga en een kopie hiervan en van het ID-bewijs van de artiest werden bewaard in de administratie van degene die de artiest heeft ingehuurd. In een op 27 juli 2018 gepubliceerde uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is aangegeven dat deze VAR ook later kan worden overlegd. Het hof stelt dat de wet niet de eis stelt dat de inhoudingsplichtige op het tijdstip dat de belasting moet worden afgedragen, over deze VAR beschikt.

Vanaf 1 mei 2016 kan de artiestenregeling buiten toepassing worden gelaten door een zogeheten opting-out. Partijen kunnen met elkaar schriftelijk overeenkomen om de artiestenregeling buiten toepassing te verklaren. Dit is bepaal in artikel 3bis Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

In voornoemde hofprocedure werd ook een beroep gedaan op de vrijwilligersregeling. Het hof verwierp dit verweer door aan te geven dat een vergoeding was verstrekt van meer dan € 150 per maand en daarmee is de grens van artikel 2, zesde lid, van de Wet LB overschreden en is de vrijwilligersregeling niet van toepassing. Een vrijwilligersvergoeding mag immers niet meer bedragen dan € 150 per maand en € 1.500 per jaar. Wanneer het maximum van één van de twee bedragen wordt overschreden, is de uitzondering niet langer van toepassing. Volgens vaste jurisprudentie, zie bijvoorbeeld Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 augustus 2016, geldt dit ook als het bedrag betrekking heeft op een meerdere periodes of jaren.

Volgens het hof heeft belanghebbende zonder nader onderzoek aan te nemen dat de betalingen aan de cabaretiers niet zijn onderworpen aan loonheffing – en dat hij daarmee geen inhoudingsplichtige was – lichtvaardig gehandeld. Deze slordigheid en onachtzaamheid zijn voor het hof echter niet zo ernstig dat sprake is van grove schuld in de zin van in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid. Voor een vergrijpboete is daarmee geen plaats.

Kortom, bent u van plan om een artiest in te huren? Het advies om van tevoren onderzoek te doen naar de fiscale verplichtingen die dat met zich meebrengt anders ligt een naheffing loonheffingen en een vergrijpboete op de loer.

Publicatiedatum: 30 juli 2018


Deel dit nieuwsbericht