Intrekking cassatie in zaak over vrijgestelde prestaties samenwerkingsverband woningcorporaties

Intrekking cassatie in zaak over vrijgestelde prestaties samenwerkingsverband woningcorporaties

 Op 4 mei 2017 hebben wij u geïnformeerd over de uitspraak van Gerechtshof Den Haag waaruit volgt dat een vereniging die bij deelnemende woningcorporaties in beheer zijnde huurwoningen verdeeld (toewijst), geen btw is verschuldigd over het van woningzoekenden ontvangen inschrijfgeld.

Belang voor de praktijk
Indien een vereniging of stichting voor u bemiddelt met betrekking tot woningzoekenden en daarvoor btw in rekening brengt, is het verstandig om na te gaan of deze btw terecht in rekening wordt gebracht. Ten onrechte in rekening gebrachte btw kan namelijk niet in aftrek worden gebracht. Indien u geen btw kunt verrekenen of slechts deels, leidt het achterwege blijven van het in rekening brengen van btw aan uw organisatie tot een kostenbesparing.

In datzelfde nieuwsbericht hebben we aangegeven dat de fiscale griffie van de Hoge Raad ons heeft medegedeeld, dat de staatssecretaris van Financiën zijn aanvankelijk ingediende beroep in cassatie naderhand weer heeft ingetrokken. Na publicatie van ons nieuwsbericht is het besluit van de staatssecretaris van Financiën gepubliceerd waarin hij aangeeft dat hij zijn (pro forma) beroepschrift in cassatie intrekt. Ter toelichting merkt de staatssecretaris het volgende op:

  • Voor zover uit de uitspraak volgt dat sprake is van één vrijgestelde verhuurprestatie, verricht door verschillende prestatieverrichters, deelt hij dit oordeel niet. Naar zijn mening kan een eventuele ondersteunende bijkomende prestatie slechts opgaan in één (hoofd)prestatie als beide door dezelfde persoon worden verricht.
  • Desalniettemin kan de staatssecretaris zich vinden in de beslissing van het gerechtshof om de door woningzoekenden betaalde inschrijfgelden niet aan te merken als vergoeding voor een door de vereniging verrichte belaste dienst. De volgende vastgestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar zijn mening het oordeel, dat de vereniging geen rechtsbetrekking is aangegaan met de woningzoekenden met betrekking tot de inschrijving. De vereniging kan in zoverre dan ook niet als prestatieverrichter jegens de woningzoekenden worden aangemerkt:
    – het functioneren als backoffice organisatie;
    – het fungeren als kassier;
    – het optreden als vertegenwoordiger van de deelnemende woningcorporaties;
    – de zeer beperkte eigen werkzaamheden;
    – het ontbreken van aansprakelijkheid;
    – de economische realiteit.
  • De vereniging presteert als koepelorganisatie jegens de deelnemende woningcorporaties, waar tegenover de vereniging aanspraak maakt op een bijdrage in de werkelijke kosten door middel van de geïnde (her)inschrijfgelden, eventueel gecorrigeerd voor niet bestede (vermogens)overschotten. Mede gezien de ratio van de koepelvrijstelling en de vastgestelde feiten acht hij toepassing van de koepelvrijstelling niet onjuist.

De staatssecretaris berust derhalve in de beslissing van het gerechtshof, daarbij de motivering buiten beschouwing latend. De uitspraak van het gerechtshof staat daarmee definitief vast en moet ook door de Belastingdienst worden gerespecteerd.


Publicatiedatum: 26 mei 2017


Deel dit nieuwsbericht