Kan een voorwaardelijk verschuldigde eigen bijdrage in mindering komen op bijtelling privégebruik auto?

Kan een voorwaardelijk verschuldigde eigen bijdrage in mindering komen op bijtelling privégebruik auto?

De Hoge Raad heeft op 9 januari 2015 een arrest gewezen over de vraag of een voorwaardelijk verschuldigde vergoeding voor het privégebruik van de auto van de zaak in mindering kan worden gebracht op de bijtelling.

 

De berijder van een auto van de zaak was met zijn werkgever overeengekomen dat mocht hij een bijtelling in aanmerking moeten nemen dat hij dan een vergoeding verschuldigd was voor het privégebruik van de auto ter grootte van de bijtelling. Deze zou dan verrekend worden in de rekening courant per einde van het boekjaar. Deze overeenkomst was gesloten eind 2007. De Belastingdienst had een naheffing loonheffing opgelegd ter zake het privégebruik van de auto van de zaak voor de jaren 2006 en 2007 en daarbij geen rekening gehouden met de verrekening in rekening courant die in eerst 2009 had plaatsgevonden.

 

Anders dan Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt de Hoge Raad dat voor de aftrek van de vergoeding voor privégebruik niet vereist is dat de vergoeding ook in het desbetreffende aangiftetijdvak, loontijdvak of boekjaar is betaald of verrekend. Noch de tekst van artikel 13bis, lid 6, Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964), waarin de term “verschuldigd” wordt gebruikt, noch de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling geeft aanleiding tot het stellen van een dergelijke eis. Wel moet bij de uitleg van artikel 13bis, lid 6, Wet LB 1964 rekening worden gehouden met het systeem van die wet, dat meebrengt dat de inhoudingsplichtige gehouden is om de belasting in te houden op het tijdstip waarop het loon wordt genoten en om de in het aangiftetijdvak ingehouden belasting binnen een maand na afloop van dat tijdvak op aangifte af te dragen. In het licht daarvan kan voor de toepassing van artikel 13bis, lid 6, Wet LB 1964 slechts rekening worden gehouden met vergoedingen voor privégebruik voor zover deze reeds in het desbetreffende tijdvak onvoorwaardelijk verschuldigd zijn geworden.

 

Kortom, in de tijdvakken waarop het geschil betrekking heeft, was de overeengekomen vergoeding voor privégebruik nog niet onvoorwaardelijk verschuldigd. Het oordeel van het hof dat met betrekking tot de onderhavige tijdvakken geen vergoeding voor privégebruik in aanmerking kan worden genomen, is dan ook juist, wat er zij van de motivering die het hof daarvoor heeft gegeven.

Publicatiedatum: 12 januari 2015


Deel dit nieuwsbericht