Kassiersfunctie niet aannemelijk gemaakt: betalingen zijn vergoeding voor verrichte dienst

Kassiersfunctie niet aannemelijk gemaakt: betalingen zijn vergoeding voor verrichte dienst

Op 18 november 2015 is een uitspraak gepubliceerd waarin Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat de door X bv ontvangen betalingen de vergoeding vormen voor een door haar verrichte dienst. Niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een partageovereenkomst. Verder is geen sprake van een borgtochtovereenkomst of een vergelijkbare zekerheids- en garantieverbintenis.  

Belang voor de praktijk
Als een ondernemer betalingen verricht aan een andere ondernemer moet er als regel van worden uitgegaan dat deze betalingen de vergoeding voor een prestatie vormen en dat die prestatie is verricht door de ondernemer aan wie de betalingen zijn gedaan. Degene die zich op een uitzondering op deze uitgangspunten beroept, moet de daarvoor benodigde feiten stellen en die bij betwisting aannemelijk maken. Bij een uitzondering kan worden gedacht aan het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk van kosten voor gemene rekening. In de uitspraak vormen de betalingen de vergoeding voor een door X bv verrichte dienst, omdat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar ontvangen betalingen niet een vergoeding zijn voor een door haar verrichte dienst.   

Feiten
A is één van de bestuurders van X bv en beschikte sinds 1989 over een exploitatievergunning voor speelautomatenhallen op diverse locaties. In maart 1989 zijn A, X bv en D bv een samenwerking aangegaan voor de opzet en exploitatie van speelautomatenhallen, waarbij D bv de speelautomatenhallen met gebruikmaking van de vergunningen van A ging exploiteren in de door haar van A bv gehuurde panden. In 1998 verliest A haar vergunning, omdat de gemeente eist dat deze vergunning op naam van de feitelijke exploitant staat. De vergunningen worden verleend aan D bv. X bv, A, Beheer bv en D bv sluiten daarop een nadere samenwerkingsovereenkomst, waarbij X bv tegen een vergoeding waarborgt dat de locaties ter beschikking blijven staan aan D bv. Van de conform de facturen ontvangen bedragen heeft X bv 25% doorbetaald aan Beheer bv en 75% behouden.       

Gerechtshof
X bv stelt primair dat een prestatie wordt verricht die te definiëren is als “het ongestoord doen voortzetten c.q. het garanderen van de verhuur van het pand”, maar dat niet zij de verrichter van deze prestatie is, maar Beheer bv en dat zij enkel optreedt als kassier voor Beheer bv. Het gerechtshof oordeelt dat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar van D bv ontvangen betalingen niet de vergoeding vormen voor een door haar verrichte (belaste) prestatie, nu door haar slechts 25% van die betalingen aan Beheer bv wordt doorbetaald en 75% daarvan zelf wordt behouden (om als winst aan aandeelhouders uit te keren). Het gerechtshof concludeert dat de betalingen de vergoeding vormen voor een door X bv verrichte dienst.  

Het gerechtshof wijst het subsidiaire standpunt van X bv, dat sprake is van een partageovereenkomst tussen haar en D bv af, omdat daarvoor is vereist dat X bv en D bv als deelnemers van die overeenkomst hebben afgesproken voor gezamenlijke rekening en risico te handelen (het exploiteren van de speelhal) en de vruchten van die samenwerking te delen. De genoemde samenwerkingsovereenkomst kwalificeert in ieder geval niet als een partageovereenkomst, omdat uit de overeenkomst niet blijkt dat X bv deelt in een eventueel verlies.  

Ook is naar het oordeel van het gerechtshof geen sprake van een overeenkomst van borgtocht of een vergelijkbare zekerheids- en garantieverbintenis zoals door X bv gesteld. De borgtochtvrijstelling ziet enkel op financiële verbintenissen en niet op verbintenissen zoals X bv stelt te zijn aangegaan met D bv.

Tot slot oordeelt het gerechtshof dat het niet vrijstellen van de dienst van X bv niet in strijd is met het neutraliteitsbeginsel. De door X bv verrichte prestatie is namelijk niet te vergelijken met een van btw vrijgestelde prestatie.   

Publicatiedatum: 15 december 2015


Deel dit nieuwsbericht