Levering schoolgebouw door gemeente vormt geen prestatie in het economische verkeer

Levering schoolgebouw door gemeente vormt geen prestatie in het economische verkeer

Op 24 mei 2017 is een uitspraak gepubliceerd waarin Gerechtshof Den Haag (hierna: gerechtshof) heeft geoordeeld, dat een gemeente geen recht heeft op aftrek van inkoop-btw op de bouwkosten door de levering van een schoolgebouw. Er is weliswaar sprake van een prestatie verricht tegen een vergoeding, maar de door de gemeente verrichte levering van het schoolgebouw vormt geen prestatie in het economische verkeer.

Feiten
Een gemeente legt in 2008 een intentieverklaring af om een Lokaal Onderwijscentrum (hierna: LOC) te realiseren. In 2011 heeft de gemeente besloten het LOC met sporthal te realiseren. Dit schoolgebouw is bestemd om te worden gebruikt door twee instellingen in het voortgezet onderwijs (hierna: VO-scholen) en door twee ROC’s. In een convenant is overeengekomen dat de VO-scholen uit eigen middelen aan het projectbudget bijdragen en dat de ROC’s een financiële bijdrage leveren aan de huisvestingskosten. In 2014 is een overeenkomst ondertekend waarbij de ROC’s zich verplichten met de VO-scholen huurovereenkomsten te sluiten voor het recht op gebruik van een deel van het LOC-gebouw. De huur bedraagt € 90.000 per jaar. De VO-scholen verplichten zich dit bedrag aan de gemeente door te betalen. Na voltooiing is het gebouw op 30 juni 2015 geleverd aan de twee VO-scholen.  
De gemeente heeft over het tijdvak 1 april tot en met 30 juni € 745.064 aan btw op aangifte voldaan. Zij heeft vervolgens in september 2015 bezwaar gemaakt tegen de eigen aangifte en daarbij verzocht om teruggaaf te verlenen van de inkoop-btw die ziet op de bouw van het schoolgebouw (afgerond € 2,2 miljoen). De inspecteur heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard en het verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk verklaard.

Gerechtshof
Allereerst overweegt het gerechtshof dat de gemeente voor de levering van het schoolgebouw en het meerwerk een geldbedrag heeft bedongen van de VO-scholen en dat daarom sprake is van een prestatie tegen een vergoeding. Dat volgens de inspecteur de bijdrage van de VO-scholen betrekking heeft op (extra) werken die zijn aangebracht aan het gebouw, doet hier niet aan af.
Vervolgens oordeelt het gerechtshof dat de levering van een schoolgebouw als het LOC door onafhankelijk van elkaar optredende marktpartijen niet onder dezelfde omstandigheden zal plaatsvinden. De VO-scholen hadden met een willekeurige derde, niet zijnde de gemeente, nooit een dergelijke koopprijs kunnen overeenkomen en de gemeente zou aan willekeurige derden geen schoolgebouw leveren tegen een verkoopprijs als de onderhavige. Naar het oordeel van het gerechtshof ontbreekt daarmee het vereiste rechtstreekse verband tussen de levering van het schoolgebouw en de vergoeding. Dit heeft tot gevolg dat de gemeente geen levering verricht op de algemene markt voor onroerende zaken. De door de gemeente verrichte levering vormt geen prestatie in het economische verkeer. De gemeente heeft dan ook geen recht op aftrek van de inkoop-btw op de bouwkosten.

Belang voor de praktijk
Deze uitspraak lijkt op de uitspraak van Gerechtshof Den Haag uit het nieuwsbericht dat wij op 20 juni 2017 hebben gepubliceerd. Ook voor de onderhavige uitspraak geldt dat het de vraag is of de Hoge Raad de lijn van het gerechtshof zal volgen. Aanstaande vrijdag 23 juni zal de Hoge Raad arrest wijzen in de zaak gemeente Woerden waarin het de levering van multifunctionele gebouwen betrof. Hopelijk zal uit het arrest zijn af te leiden of de Hoge Raad in situaties als de onderhavige de lijn van het gerechtshof volgt.

Publicatiedatum: 21 juni 2017


Deel dit nieuwsbericht