Lidstaten zijn niet verplicht de afrondingsregel toe te passen bij berekening pro rata via afwijkende methode

Lidstaten zijn niet verplicht de afrondingsregel toe te passen bij berekening pro rata via afwijkende methode

Op 16 juni 2016 heeft het Hof van Justitie (hierna: HvJ) een arrest gewezen over de toepassing van de afrondingsregel (dat het op basis van de pro rata berekende aftrekbare bedrag naar boven moet worden afgerond) bij de berekening van het recht op aftrek van btw op kosten van afgenomen goederen en diensten die zowel voor belaste als voor vrijgestelde activiteiten worden gebruikt (gemengd gebruik; zogenoemde algemene kosten).

Belang voor de praktijk
Voor de berekening van het recht op aftrek met betrekking tot de goederen en diensten die gemengd worden gebruikt, kan worden afgeweken van de omzetverhouding als dat leidt tot een nauwkeuriger resultaat. Uit onderhavige zaak volgt dat het lidstaten vrijstaat om bij gebruik van een afwijkende methode (in Nederland werkelijk gebruik) de afrondingsregel toe te passen.
In Nederland geldt de hoofdregel dat de pro rata wordt berekend op basis van de omzetverhouding, waarbij het aftrekpercentage naar boven mag worden afgerond. Als aannemelijk wordt gemaakt dat de mate van aftrek op basis van het werkelijk gebruik een nauwkeuriger beeld geeft, mag die methode worden toegepast. Volgens de Belastingdienst is het bij een berekening op basis van het werkelijk gebruik niet toegestaan naar boven af te ronden.

Feiten
Kreissparkasse Wiedenbrück is een kredietinstelling. Zij heeft de pro rata voor de aftrekbare voorbelasting vastgesteld op 13,55% voor 2009 en 13,18% voor 2010, welke percentages zij heeft afgerond op 14%. Ook bij de berekening van het bedrag van de herziening over deze jaren heeft de Kreissparkasse een evenredige aftrek toegepast, die zij op 14% heeft afgerond. De Duitse belastingdienst is het niet eens met de afronding en legt naheffingsaanslagen op.

Oordeel HvJ
Naar het oordeel van het HvJ zijn de lidstaten (in deze zaak specifiek Duitsland) niet verplicht de afrondingsregel toe te passen wanneer zij gebruikmaken van een, van de berekening op basis van de omzetverhouding, afwijkende methode om het aftrekbare gedeelte te berekenen.

Verder oordeelt het HvJ dat de lidstaten, wanneer het aftrekbare gedeelte krachtens hun nationale wettelijke regeling is berekend op basis van een afwijkende methode, de afrondingsregel bij herziening alleen hoeven toe te passen als deze regel is toegepast om het oorspronkelijke bedrag van de aftrek te bepalen.


Publicatiedatum: 01 juli 2016


Deel dit nieuwsbericht