Moeiende holding geen btw-ondernemer

Moeiende holding geen btw-ondernemer

Op 9 september 2014 is een uitspraak van Rechtbank Gelderland gepubliceerd over het btw-ondernemerschap van een moeiende holding.

Feiten

Belanghebbende, een bv, heeft in de jaren 2005 tot en met 2014 geen omzet gerealiseerd resp. aangegeven. De Belastingdienst heeft in 2012 faillissementsaanvragen ingediend voor een zestal tot het concern behorende vennootschappen. De Belastingdienst heeft voorts, in verband met belastingschulden, beslag gelegd op roerende zaken van een vijftal tot het concern behorende vennootschappen, waaronder belanghebbende.

In 2012 zijn werkzaamheden voor het concern verricht onder meer in verband met de faillissementsaanvragen en de beslagen. Voor deze werkzaamheden is aan belanghebbende btw in rekening gebracht, die zij als voorbelasting heeft aangegeven in haar btw-aangifte over 2012 en heeft geleid tot een teruggaafverzoek. De inspecteur heeft na een boekenonderzoek het verzoek om teruggaaf geweigerd.

Rechtbank

Geen btw-ondernemerschap

Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende geen btw-ondernemer. Belanghebbende heeft in de jaren 2005 tot en met 2014 geen activiteiten tegen vergoeding verricht. Bovendien heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij in 2012 het voornemen heeft gehad om economische activiteiten te gaan verrichten. Belanghebbende heeft het voornemen om een sturende en coördinerende rol binnen het concern te gaan spelen namelijk op geen enkele wijze met objectieve gegevens onderbouwd. Ook het voornemen om in de toekomst vergoedingen voor de daarmee samenhangende werkzaamheden aan de concernvennootschappen in rekening te gaan brengen, is op geen enkele wijze met objectieve gegevens onderbouwd.

De rechtbank komt daardoor niet toe aan beantwoording van de vraag of belanghebbende de afnemer was van de werkzaamheden van degene die de btw in rekening heeft gebracht. De rechtbank gaat om die reden tevens voorbij aan het bewijsaanbod van belanghebbende om van de facturen van degene die de btw in rekening heeft gebracht urenspecificaties over te leggen.

Geen schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat belanghebbende in de systemen van de Belastingdienst als btw-ondernemer is geregistreerd en dat de door haar in de jaren voor 2012 ingediende btw-aangiften zijn gevolgd, zijn geen omstandigheden waaraan belanghebbende het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de door haar in 2012 gevraagde teruggaaf zou worden verleend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt dan ook.

Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat ten opzichte van topholdings sprake is van feitelijk en rechtens dezelfde gevallen.

Publicatiedatum: 11 september 2014


Deel dit nieuwsbericht