Naheffingsaanslag tijdig opgelegd

Naheffingsaanslag tijdig opgelegd

Op 8 oktober 2014 is een uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch gepubliceerd over diverse aspecten op het gebied van btw en het formele recht.

Naheffingsaanslag tijdig opgelegd

Een naheffingsaanslag moet worden opgelegd binnen vijf jaren na het einde van het kalender waarin de belastingschuld is ontstaan. De naheffingsaanslag heeft betrekking op omzetbelasting van het jaar 2003. De naheffingsaanslag moet daarom uiterlijk op 31 december 2008 worden opgelegd. In casu is de naheffingsaanslag tijdig opgelegd, aangezien het aanslagbiljet voor het einde van 2008 is verzonden.

Naheffingsaanslag hoeft niet verder te worden verminderd

Aan belanghebbende zijn door Belgische bedrijven facturen uitgereikt in verband met schilderwerk aan een in Nederland onroerende zaak. Belanghebbende is Nederlandse btw verschuldigd op grond van de verleggingsregeling. Belanghebbende heeft geen recht op aftrek van de verlegde btw omdat zij de onroerende zaak btw-vrijgesteld verhuurt.

Termijn opleggen naheffingsaanslag na aanvang boekenonderzoek niet onredelijk lang

De naheffingsaanslag is opgelegd binnen twee jaar en één maand na de aanvang van het ingestelde boekenonderzoek. Het hof acht dat niet onredelijk, gelet op het grote aantal te behandelen zaken van vennootschappen van de groep waarvan belanghebbende deel uitmaakt.

Termijn voor afronden boekenonderzoek en beslissen op bezwaar leidt niet tot vernietiging naheffingsaanslag

Hoewel de inspecteur naar het oordeel van het Hof ruim de tijd heeft genomen voor het afronden van het boekenonderzoek en het beslissen op het bezwaar, kan dat niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag.

Gelijkheidsbeginsel

Belanghebbende heeft in verband met het beroep op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende gesteld.

Geen integrale proceskostenvergoeding

De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd en een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof terecht geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor integrale proceskostenvergoeding.

Immateriële schadevergoeding

De rechtbank heeft geoordeeld dat de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase met (bijna) één jaar en zes maanden is overschreden, dat die termijnoverschrijding geheel is toe te schrijven aan de inspecteur en dat de vergoeding van immateriële schade € 1.500 (€ 500 per half jaar of een gedeelte daarvan) bedraagt. In hoger beroep is de redelijke termijn niet overschreden en heeft belanghebbende geen recht op een hogere vergoeding van immateriële schade wegens termijnoverschrijding.

Publicatiedatum: 14 oktober 2014


Deel dit nieuwsbericht