Naheffingsaanslag vernietigd wegens onjuiste tenaamstelling

Naheffingsaanslag vernietigd wegens onjuiste tenaamstelling

Op 26 februari 2015 is een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland gepubliceerd inzake de tenaamstelling van een naheffingsaanslag btw.

Feiten

Op 10 november 2006 heeft de DGA samen met zijn echtgenote, ieder voor de helft, een bouwkavel aangekocht. Op de kavel is een woning gebouwd. De woning is gerealiseerd door een Duitse aannemer die een factuur heeft uitgereikt waarop is vermeld dat de verschuldigde Nederlandse btw is verlegd. De verlegde btw is door de DGA niet verantwoord in zijn btw-aangiften. Ook de fiscale eenheid (eiseres) die vanaf 1 januari 2007 bestaat en waarvan de DGA en vier vennootschappen deel uitmaken, heeft de verlegde btw niet opgenomen in haar btw-aangiften.

De inspecteur heeft de verlegde btw naar aanleiding van een boekenonderzoek nageheven. De naheffingsaanslag bedraagt € 78.076. Daarnaast is € 9.777 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 19.519. De vergrijpboete is in de bezwaarfase verminderd tot nihil.

Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht aan de fiscale eenheid is opgelegd. Indien het antwoord op die vraag bevestigend luidt, is eveneens de hoogte van de naheffingsaanslag in geschil.

Rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de DGA niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij btw-ondernemer is of is geweest. Niet aannemelijk is geworden dat hij werkelijk het voornemen had om economische activiteiten te gaan verrichten. De DGA mag de hem in rekening gebrachte btw om die reden niet in aftrek brengen. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat eveneens niet aannemelijk is geworden dat (een deel van) de woning zou worden gebruikt binnen de fiscale eenheid. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de woning deel uit van het privévermogen van de DGA en heeft nooit tot het btw-ondernemingsvermogen van de fiscale eenheid behoord.

Doordat de DGA geen btw-ondernemer is, heeft de Duitse aannemer de verschuldigde btw ten onrechte verlegd naar de DGA. In beginsel dient de naheffingsaanslag daarom te worden opgelegd aan de aannemer. Nu de DGA echter ten onrechte aan de aannemer heeft gemeld dat hij btw-ondernemer is, moet de naheffingsaanslag aan de DGA worden opgelegd.

Nu niet in geschil is dat de fiscale eenheid niet op haar naam om teruggaaf van btw heeft verzocht en door verweerder in dit verband ook niet op naam van de fiscale eenheid teruggaven zijn verleend, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag had moeten worden opgelegd aan de DGA in privé en niet aan de fiscale eenheid. De naheffingsaanslag moet om die reden worden vernietigd.

Slot

Uit deze uitspraak blijkt dat het in een bezwaar- en beroepsprocedure ook van belang is na te gaan of de tenaamstelling van de naheffingsaanslag juist is. Indien de tenaamstelling van de naheffingsaanslag onjuist is, moet die aanslag worden vernietigd. In de onderhavige uitspraak is de naheffingstermijn nog niet verjaard en kan verweerder een naheffingsaanslag opleggen aan de DGA. Als de naheffingstermijn echter is verjaard, is naheffing niet meer mogelijk.

Publicatiedatum: 17 maart 2015


Deel dit nieuwsbericht